13. De belangrijkste werkwoorden. Deel 4 Flashcards
vallen
caer
vangen
coger
veranderen
cambiar
verbaasd zijn
sorprenderse
verbergen
esconder
verdedigen
defender
verenigen
unir
vergelijken
comparar
vergeten
olvidar
vergeven
perdonar
verklaren (uitleggen)
explicar
verkopen
vender
vermelden
mencionar
versieren
decorar
vertalen
traducir
vertrouwen
confiar
vervolgen
continuar
verwarren
confundir
verzoeken
pedir
verzuimen
faltar a
vinden
encontrar
vliegen
volar
volgen
seguir
voorstellen
proponer
voorzien
prever
vragen
preguntar
waarnemen
observar
waarschuwen
advertir
wachten
esperar
weerspreken
objetar
weigeren
negarse
werken
trabajar
weten
saber
willen
queder
zeggen
decir
zich haasten
tener prisa
zich interesseren voor
interesarse
zich vergissen
equivocarse
zien
ver
zijn
ser, estar
zoeken
buscar
zwemmen
nadar
zwijgen
callarse