1. Voornaamwoorden Flashcards
1
Q
ik
A
Yo
2
Q
jij, je
A
tú
3
Q
hij
A
él
4
Q
zij
A
ella
5
Q
wij, we (man)
A
nosotros
6
Q
wij, we (vrouw)
A
nosotras
7
Q
jullie (man)
A
vosotros
8
Q
jullie (vrouw)
A
vosotras
9
Q
U-vorm (enkelvoud)
A
Usted
10
Q
U-vorm (meervoud)
A
Ustedes
11
Q
zij, ze (man)
A
ellos
12
Q
zij, ze (vrouw)
A
ellas