12. Prijsbeleid Flashcards

1
Q

Hoe wordt bij een prijs de bovengrens (1) en ondergrens (2) bepaald?

Hfst 12: Prijsbeleid

A

(1) Waardeperceptie
(2) Kostprijs

§12.1 De prijsbeslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke elementen zijn belangrijk bij het vaststellen van de prijs?

7

A
  1. Waardeperceptie
  2. Concurrentie
  3. Tussenhandel
    .
  4. Kostprijs
  5. Effect op het overige assortiment
    .
  6. Marketingstrategie
  7. Wetgeving en ethiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn loss leaders?

A

Producten die tegen (of onder) kostprijs worden aangeboden om klanten te lokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welke 3 componenten is de kostprijs opgebouwd?

A
  1. Vaste kosten
  2. Variabele kosten
  3. Overheadkosten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een oligopolistische markt?

A

Een markt met een beperkt aantal aanbieders

waarbij 1 onderneming de prijsleider is

en de overige bedrijven hun prijzen daarop aanpassen (follow the leader)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het prijsmechanisme en wat zijn haar functies?

A

Het prijsmechanisme is het proces waarbij vraag (het consumentengedrag) en aanbod (het producentengedrag) op elkaar reageren. De uitkomst van deze samenkomst is de prijs.

  • Vergelijkingsfunctie (voor consumenten)
  • Stimulerings- en afremmingsfunctie (voor productie en vraag)
  • Verdelingsfunctie (van schaarse goederen)

§12.2 Vraagcurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de voornaamste oorzaken van verschuivingen in de vraagcurve?

A

Veranderingen in:

  • voorkeur consument
  • marktomvang
  • koopkracht
  • beschikbaarheid van substituten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 2 strategieën voor het bepalen van de prijs van een product dat nieuw op de markt wordt gebracht (prijsintroductiestrategie)

A
  1. Afroomprijsstrategie: nieuw product tegen kunstmatig hoge prijs op de markt om de markt af te romen (early adopters die bereid zijn te betalen). Bij de komst van concurrentie moet de prijs omlaag.
  2. Penetratieprijsstrategie: nieuw product tegen zeer lage prijs om snel grote merkbekenheid en marktaandeel te bewerkstelligen. Winst op korte termijn wordt geofferd om blijvende groei mogelijk te maken.

§12.3 Prijsbepaling van nieuwe producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de consumentensurplus?

A

De extra omzet die via de afroomprijsstrategie wordt gegenereerd t.o.v de penetratieprijsstrategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt een (zeer) prijselastische vraag in?

A

Consumenten zijn zeer prijsbewust, respons op kleine prijswijzigingen is relatief groot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen zuivere (1) en onzuivere (2) prijsdoelstellingen?

A

(1) Uitgedrukt in prijsperceptie

(2) Uitgedrukt in te algemene criteria, zoals merktrouw, afzet, rendement of marktaandeel.

§12.4 Prijsdoelstellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe meet je prijsperceptie?

3

A
  • Prijskennis (wat weet de consument over prijzen)
  • Prijsacceptatie (ervaart de consument de prijzen als redelijk)
  • Prijsgevoeligheid (respons op kleine prijswijzigingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke (onzuivere) prijsdoelstellingen worden in de praktijk veel gehanteerd?

A
  • Rendementsdoelstellingen (ROI, brutowinstmarge)
  • Verkoopdoelstellingen (marktaandeel)
  • Concurrentiedoelstellingen (volgen concurrentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschillen tussen functionele korting (1), prestatiekorting (2) en bonuskorting (3)?

A

(1) Marge voor de tussenhandel vanuit fabrikant

(2) Korting als vergoeding van de prestaties van afnemers (zoal service)

(3) Korting achteraf om gewenst koopgedrag te stimuleren

§12.5 Prijstactiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem 3 veelvoorkomende bonuskortingen

A
  • Betalingskorting (op tijd betalen)
  • Seizoenskorting (in gunstige tijd kopen)
  • Kwantumkorting (grote hoeveelheid kopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem 3 veelvoorkomende verkapte kortingen

A
  • promotiebijdrage (vergoeding voor reclameondersteuning)
  • speciale deal (vaak in natura)
  • samenwerkingskorting (uiting van waardering van goede samenwerking)
17
Q

Wat is een transferprijs en benoem de 2 meestgebruikte methoden om die vast te stellen

A

De prijs die wordt aangehouden als producten intern worden ‘verkocht’

  1. Marktprijs (voorkeur)
  2. Kostprijs
18
Q

Noem 4 kostengeörienteerde prijsbepalingmethoden

A
  • Kostenprijsplusmethode (totale kosten per product plus winstopslag)
  • Variabelekostprijsmethode (variabele kosten plus winstopslag)
    .
  • Break-evenanalyse
  • Rendementsmethode (target-return break-even)
19
Q

Noem de bezwaren tegen de prijsbepalingsmethode ‘kostenprijsplus’ (1) en ‘variabelekostprijs’ (2)

3

A

(1)
* Niet marktgericht, houdt geen rekening met de vraag
* Overheadkosten zijn niet voor elk product hetzelfde
* Een te hoge marge op 1 product kan de totale winst drukken (door te lage omzetsnelheid)

(2)
* Kans op marktbederf met te lage, niet dekkende kosten

20
Q

Wat is de contributiemarge?

A

Het verschil tussen de variabele kosten en de verkoopprijs, die gebruikt wordt om zowel de vaste kosten als de winst te dekken

21
Q

Wat is de formule voor het break-evenpunt

A

Totale vaste kosten
.———————————————————-.
Verkoopprijs - variabele kosten per eenheid

22
Q

Wat is een flexibele break-evenanalyse

A

Een analyse waar meerdere mogelijke verkoopprijzen in 1 grafiek worden ingetekend

23
Q

Wat zijn marginale kosten?

A

De extra kosten als gevolg van de uitbreiding van de productie met 1 extra product. Is niet noodzakelijk hetzelfde als de variabele kosten.

24
Q

Wat zijn de belangrijkse invloeden bij een vraaggeoriënteerde prijszetting?

A
  • Waardeperceptie van de consument
  • Koopbereidheid van de consument

(zie ook doelgroepbepaling)

§12.7 Vraaggeörienteerde prijszetting

25
Q

Hoe wordt de prijselasticiteit uitgedrukt en hoe bereken je die?

A

Vaak in een negatief getal omdat prijs en vraag in tegengestelde richting bewegen.

Ep = verandering van vraag / verandering van prijs (in procenten)

26
Q

Wat is de prijselasticiteit van een product met een coëfficiënt van -1,8? En -0,4?

A
  • prijselastisch
  • prijsinelastisch
27
Q

Waardoor wordt de prijselastischiteit van producten beïnvloed?

3

A
  • Beschikbaarheid van substituten (veel = veel)
  • Prijs in verhouding tot inkomen
  • Grootte van de prijswijziging
28
Q

Wat is de wet van Engel?

3

A

Inkomenselasticiteit

Bij stijging inkomen relatieve:
1. daling noodzakelijke aankopen
2. gelijkbijvend huisvesting/huishoudelijke aankopen
3. stijging luxe-aankopen

29
Q

Noem 3 vormen van vraaggeörienteerde prijsbepaling

A
  • Price lining
  • Prijsdiscriminatie
  • Psychologische prijszetting