11.4 Flashcards

1
Q

Isoleren

A

Goed warmte vasthouden of tegenhouden; zo blijf je warm of juist koel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Winterrust

A

Hiermee overleeft bijvoorbeeld een eekhoorn de winter. De eekhoorn wordt af en toe wakker om te eten; tijdens de winterrust daalt de lichaamstemperatuur, de hartslag en het aantal ademhalingen per minuut.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Winterslaap

A

Manier van bijvoorbeeld een egel om de koude winter te overleven; tijdens de winterslaap daalt de lichaamstemperatuur, de hartslag en het aantal ademhalingen per minuut. De egel slaapt de hele winter door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Luchtstroom

A

Lucht die langs het lichaam strijkt door bijvoorbeeld wind of wapperende oren van een olifant; een luchtstroom helpt mee om af te koelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hijgen

A

Doen dieren om warmte kwijt te raken; er stroomt lucht langs de tong waaraan het dier lichaamswarmte afgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Warmbloedig

A

Warmbloedige dieren hebben een vrij constante lichaamstemperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lichaamsoppervlak

A

De oppervlakte van de buitenkant van een dier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aangepast

A

Een organisme is goed aangepast als het eigenschappen heeft die geschikt zijn om bij een bepaalde abiotische factor (omstandigheden) te overleven; aanpassingen ontstaan door natuurlijke selectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Koudbloedig

A

De lichaamstemperatuur van een koudbloedig dier hangt af van de omgevingstemperatuur: als het koud is kan het dier niet actief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Woestijnplanten

A

Planten met aanpassingen aan droge omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zoutplanten

A

Planten met aanpassingen aan een zout omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly