10.3 Flashcards
Bacteriën
Je hebt goede en slechte bacteriën. Slechte bacteriën kunnen giftige stoffen afgeven en ontstekingen veroorzaken.
Virussen
Ze dringen je cellen binnen en vermeerderen zich. Hierdoor maken ze je cel stuk.
Besmetting of infectie
Ziekteverwekkers zijn je lichaam binnengedrongen.
Infectieziekten
Ziekten die door infectie ontstaan.
Verkoudheid
Verkoudsheidvirus gaat in de slijmvliezen van je mond, neus en keel zitten.
Griep
Griepvirus wordt op dezelfde manier verspreid als het verkoudsheidvirus.
Incubatietijd
De tijd waarin je al wel besmet bent, maar nog niet ziek.
Symptonen
Ziekteverschijnselen.
Diagnose
Dokter stelt vast aan welke ziekte je lijdt.
Prognose
Dokter vertelt hoe de ziekte en het herstel zal verlopen.
Afweer
Als je ziek bent, gaat je lichaam meteen aan het werk om de ziekteverwekkers uit te schakelen.
Witte bloedcellen
Verdedigers van je lichaam.
Lymfeknopen
Orgaantje in je lymfestelsel. Hier worden antistoffen geproduceerd.
Antistoffen
Stoffen waarmee ziekteverwekkers worden bestreden.
Antigenen
Eiwitten op de buitenkant van de ziekteverwekker of op de buitenkant van de cel waarin een virus zich bevindt.