11.1 Flashcards
Planteneters
Eten (delen van) planten, bijvoorbeeld koeien.
Plooikiezen
Kiezen van planteneters; hebben harde richels (plooien) op het kauwvlak voor het fijnmalen van plantaardig voedsel.
Vleeseters
Eten vlees van andere dieren.
Knipkiezen
Kiezen van vleeseters; werken als een schaar voor het losknippen van stukjes vlees.
Alleseters
Eten (delen van) planten en dieren, bijvoorbeeld de mens
Knobbelkiezen
Kiezen van alleseters; hebben knobbels waarmee ze voedsel pletten en malen.
Vertering
Zó kleinmaken van voedingsstoffen dat ze kunnen worden opgenomen in het bloed.
Herkauwen
Opnieuw kauwen van al voorgekauwd gras.
Energie
Hebben organismen nodig voor levensprocessen, activiteiten en om warm te blijven. Energie komt vrij bij de verbranding van energierijke voedingstoffen en fossiele brandstoffen.
Energiebalans
Hierin staat hoeveel energie een dier binnenkrijgt door voeding en hoeveel energie hij nodig heeft voor bewegen, lichaamstemperatuur, cellen maken en wat er uit het lichaam gaat.
Water
Bouwstof voor je lichaam. De plant haalt water uit de bodem en gebruikt dat bij fotosynthese. Water is afvalstof van de verbranding van glucose; je scheidt het via urine, door zweten en uitademen.
Mineralen
Bouwstoffen en beschermende stoffen voor je lichaam; ook planten hebben mineralen nodig voor de groei, die zitten in de bodem of meststoffen.
Koolstofdioxide
Afvalstof van de verbranding van glucose: geeft het af aan de lucht; gas dat planten nodig hebben voor het maken van glucose (fotosynthese).
Glucose
Soort koolhydraat (suiker); het is de belangrijkste energie voedingsstof voor de verbranding. Glucose wordt tijdens de fotosynthese in bladgroenkorrels gemaakt.
Fotosynthese
Uit koolstofdioxide en water ontstaan in de bladgroenkorrels glucose en zuurstof; hiervoor is ook zonlicht nodig.