1.1-1.11 Flashcards

1
Q

wat is beweging

A

een voorwerp is in beweging als het zich verplaatst t.o.v. een ander voorwerp. bv een rijdende auto is in beweging t.o.v. de weg, maar de persoon in de auto is niet in beweging t.o.v. de auto (in rust)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

formule snelheid + eenheden + formule gemiddelde snelheid

A

v = s/t
(m/s)
∆v = ∆s/∆t = (s2-s1)/(t2-t1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de kruissnelheid

A

De kruissnelheid is de snelheid waarmee een voertuig zich zo efficiënt mogelijk kan voortbewegen. Deze snelheid is altijd een afweging tussen snelheid en energieverbruik. Per traject kan de kruissnelheid verschillen, afhankelijk van externe factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de nominale snelheid

A

De nominale snelheid verwijst naar de snelheid waarbij een motor zijn maximale vermogen levert. Dit betekent dat de machine bij deze snelheid zijn volledige prestaties kan leveren zonder overbelast te raken of aan efficiëntie in te boeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de kruipsnelheid

A

Een zeer langzame, constante, continue, vaste bewegingssnelheid trage dan de wandelsnelheid van een mens. Gewoonlijk vastgesteld op 1% tot 10% van de nominale snelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe ga je van m/s naar km/h en omgekeerd

A

m/s -> km/h = *3,6
km/h -> m/s = /3,6
denk aan van klein naar grotere eenheid maal en omgekeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

versnelling symbool + eenheid

A

a in m/s²

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het verschil tussen veld- en contactkracht

A

Wanneer een kracht op afstand werkt, spreken we van een veldkracht. Een voorbeeld hiervan is de zwaartekracht. Die werkt namelijk ook wanneer je niet in contact bent met de aarde, bijvoorbeeld als je in een vliegtuig zit.

Vaak zal er voor een kracht echter contact nodig zijn tussen twee voorwerpen. Wanneer je in de winkel een zware kar vooruit moet duwen, bijvoorbeeld, kan dat niet zonder de winkelkar aan te raken. We spreken dan over een contactkracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar zetten we de puntmassa bij een voorwerp

A

in het zwaartepunt van het voorwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschil tussen richting en zin

A

richting: verticaal, horizontaal, onder een hoek van 15°
zin: links, rechts, boven, onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

symbool veldsterkte + 2 eenheden + grootte

A

g = 9,81 N/Kg of m/s²

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is normaalkracht

A

Wanneer je met je voeten op de grond staat, ondersteunt de grond jou. Wanneer je een kleedje aan een kleerhanger hangt, zorgt de kapstok ervoor dat het kleedje niet op de grond valt. De kracht die zo’n ondersteuning of ophanging uitoefent, noemen we een normaalkracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is er speciaal aan de normaal kracht

A

het is altijd loodrecht op het steunoppervlak (normaal betekent loodrecht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een draagvlak + wanneer is een voorwerp in evenwicht

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer is een voorwerp stabiel en stabieler

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe bereken je het massamiddelpunt (= zwaartepunt)

A

met die formule, als ze niet op 1 rij staan dus op de X en Y as dan doe je dat voor de x en y componenten apart

17
Q

wanneer verandert de snelheidsvector

A

als er een resulterende kracht is want als er geen resulterende kracht is dan blijft de snelheidsvector hetzelfde en is er dus geen snelheidsverandering.