1. Welzijn in de verzorgingsstaat Flashcards

1
Q

Wat is een welvaartsstaat? Geef de 3 belangrijkste elementen uit de definitie.

A

de samenlevingsvorm van sommige rijke geïndustrialiseerde landen waarbij een aantal grondrechten van de burger effectief gewaarborgd worden

samenlevingsvorm - grondrechten - gewaarborgd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de kenmerken van de welvaartstaat?

A
  • hoog welvaartspeil
  • overheidsoptreden
  • grondrechten (preventief)
  • vrije markt en overleg
  • democratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de welvaartstaat ontstaan? Geef de 5 fasen.

A
  1. “de sociale kwestie” (1800-1880)
  2. eerste sociale wetten ter bescherming van de arbeiders (1880-1919)
  3. sociaal overleg (1919-1939)
  4. concrete uitbouw en bloei van de welvaartstaat (na WOII-1973)
  5. naar de actieve welvaartstaat (eind 20ste eeuw)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de sociale kwestie?

A

armoede (verpaupering), uitbuiting (geen sociale bescherming), kindersterfte, hongersnood van de arbeidersklasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat ontstond er naar aanleiding van de sociale kwestie?

A

er onstonden coöperatieves: de ‘voorlopers’ van ziekenfondsen en vakbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat waren de eerste sociale wetten ter bescherming van de arbeiders?

A
  • leerplicht, zondagsrust, verbod op kinderarbeid
  • ontwikkeling van het stemrecht
  • oprichting vakbonden en ziekenfondsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het sociaal overleg?

A

economische crisis, werkloosheid en de opkomst van totalitaire regimes in Europa leidt tot een groeiend besef van belang overheidsingrijpen in economie en een groeiend belang van sociaal overleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat werd er uitgebouwd na WOII?

A
  • sociale zekerheid
  • overleg werkgevers-werknemers
  • zorgvoorzieningen en rijksdiensten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 2 crisissen waren er aan het eind van de 20ste eeuw?

A

1973: oliecrisis: economische groei stagneert dus werkloosheid stijgt, dus grote sociale uitgaven voor betaling van uitkeringen
jaren ‘80: economische crisis: hoge schuldenlast van België, regering bedenkt allerlei besparingsmaatregelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welk vlak moet het welvaartmodel herdacht worden na de jaren ‘80? Met welke oplossing komen ze?

A

De betaalbaarheid van de sociale zekerheid staat onder druk. => antwoord op dit probleem: activeringsidee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het activeringsidee?

A

Meer mensen activeren i.p.v. uitkering geven.
“Meer mensen aan het werk”
- strengere aanpak werkzoekenden, jongeren snel aan het werk, sociaal zwakkere groepen aan het werk krijgen, minder brugpensioen, langer werken, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de eerste, voorzichting beleidsmatig antwoord in de richting van meer activering?

A

Generatiepact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn enkele moeilijkheden van het activeringsidee?

A
  • bepaalde groepen vinden moeilijk werk
  • kwaliteit van het werk?
  • combinatie gezin en arbeid?
  • wat met onbetaalde zorgarbeid en vrijwilligerswerk?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt er bedoeld met de ‘nieuwe sociale kwestie’?

A

belang van kennis:
- kennis- of informatiemaatschappij
- levenslang leren
- toenemende complexiteit samenleving
=> de nieuwe sociale kwestie is de kloof tussen hooggeschoolde en laaggeschoolde. (de kwetsbaarheid van laaggeschoolden en de eruit voortvloeiende ongelijkheid en armoede)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

België is niet-staats en verzuild, wat betekend dit?

A

niet-staats: sociale organisatie zijn sterk betrokken bij besluitvorming en uitvoering van het sociaal beleid
verzuild middenveld: maatschappelijke initiatieven vanuit 3 ideologieën: katholieken, liberalen en socialisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen welzijn en welbevinden?

A

welzijn = de toestand van welbevinden, het zich kunnen ontplooien met respect voor de ontplooiing van de anderen
welbevinden = fysisch en psychisch gezond, relationeel, materieel, immaterieel => kwaliteit van leven
=> welzijn is belangrijker dan welvaart !

17
Q

Wat is het welzijnsbeleid?

A

een beleidsvorm die erop gericht is de toestand van welbevinden te realiseren

18
Q

Wat is het sociaal beleid?

A

het geheel van acties die lokale besturen en andere actoren ondernemen om alle inwoners van een gemeente toegang te geven tot de sociale grondrechten

19
Q

Wat is het sectoraal en categoriaal beleid?

A

sectoriaal: richt zich tot de verschillende sectoren/domeinen van het maatschappelijk leven
categoriaal beleid: richt zich naar bepaalde doelgroepen

20
Q

Wat is de welzijnszorg?

A

het antwoord van de omgeving op de noodsituatie van een individu

21
Q

Wat is het welzijnszorgbeleid?

A

het beleid ten aanzien van de zorg voor mensen van wie het welzijn wordt bedreigd

22
Q

Welke niveaus en bevoegdheden zijn er binnen het sociaal beleid?

A
  • europese en internationale akkoorden en bevoegdheden
  • Vlaamse bevoegdheden (gemeenschap/gewest)
  • federale bevoegdheden
  • bevoegdheid gemeente
23
Q

Wat zijn de uitdagingen van het welzijnsbeleid?

A
  • toenemende zorgnood en zorgvraag
  • snelle ontwikkeling sector
  • langetermijnbeleid wordt moeilijk
  • versnippering over verschillende beleidsniveaus
  • zorgaanbod ontoereikend
    => grote noden welzijns- en gezondheidssector maar beperkte middelen
24
Q

Wat is preventie? Welke soorten (3) zijn er, geef hier een voorbeeld van.

A

= beter voorkomen dan genezen
1. primaire preventie: gericht op gezonde personen
2. secundaire preventie: gericht op personen met een verhoogd risico of die ziek zijn, maar zich er niet van bewust zijn
3. tertiaire preventie: gericht op personen met gezondheidsschade en de hulp is erop gericht de schade te beperken en eventueel te herstellen

25
Q

Wat is echelonnering? Geef alle soorten (5) en leg ze uit.

A

= curratieve hulpverlening (Welke zorg is voor wie toegankelijk?)
4e lijn: zeer ver doorgedreven specialisatie, niche
3e lijn: hooggespecialiseerde zorg na verwijzing
2e lijn: specialistische zorg na verwijzing
1e lijn: eerste contact met professionele zorgsysteem
0e lijn: zelfzorg, mantelzorg

26
Q

Wat zijn zorgmilieus? Welke soorten (3) zijn er?

A

= Waar gaat de zorg gebeuren? Welke zorg?
- ambulant/ extramurale zorg
- semi-residentieel / semi-muraal
- residentieel/ intramuraal

27
Q

Wat is responsabilisering? t.a.v. organisaties en zorgvragers?

A
  • aanzetting tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid
  • dat de beschikbare middelen met zorg moeten worden besteed én dat de verantwoordelijkheid voor die besteding bij de instellingen zelf komt te liggen.
28
Q

Is het welzijnsbeleid wel toegankelijk voor iedereen? (Bereiken diensten hun doelgroep?, Is iedereen mee?)

A

Nee, in realiteit blijkt dat bepaalde groepen en personen in de kou blijven staan. (onbedoelde en/of onvoorziene uitsluitingsmechanismen

29
Q

Wat is de vermaatschappelijking van de zorg?

A

de verschuiving binnen de zorg waarbij ernaar gestreefd wordt om mensen die zorg behoeven een eigen plek in de samenleving te laten innemen, hen daarbij te ondersteunen en de zorg zo veel mogelijk geïntegreerd in de samenleving te laten verlopen

30
Q

Wat is vermarketing van de zorg?

A

marktdenken in de sociale sector

31
Q

Wat is interculturalisering van de zorg?

A

gelijke toegang tot zorg en gelijkwaardige kwaliteit van zorg verlenen aan zorgvragers van vreemde herkomst, met respect voor hun culturele achtergrond

32
Q

Waardoor is er een wachtlijst en wat is hier het gevolg van?

A

toenemende zorgvraag door:
- ontgroening en vergrijzing
- toename ‘onwelzijn’ in welvarende maatschappij
- vooruitgang geneeskunde
gevolg:
- geen plaats genoeg
- geen opvang mogelijk
- geen of onvoldoende zorgverstrekkers

33
Q

Is de zorg betaalbaar voor de organisaties en voor de gebruiker?

A

organisatie:
- haalt inkomen uit mix (belastingen, RSZ-bijdragen, verzekeringen, …)
- hoge nood aan bijkomende middelen (o.a. voor infrastructuur)

gebruiker:
- factuur kan hoog oplopen, daarom: maximumfactuur, Vlaamse zorgverzekering

34
Q

Wat is het verschil tussen een welvaartsstaat en een actieve welvaartsstaat?

A