ZO week 2 Flashcards

1
Q

op welke manieren kunnen aangeboren afwijkingen ontstaan

A

Genetisch defect
chromosomaal
Intra uteriene infectie
Medicatie gebruik maternaal
Middelenmisbruik maternaal
Trauma
Ligging in utero

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken scaphocephalie

A

een langwerpige schedel met smalte in de breedte en bolling van het voorhoofd en puntvorming op het achterhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kenmerken trigonocephalie

A

door puntvorming van het voorhoofd met afvlakking van de craniale oogkasrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kenmerken brachycephalie

A

en afgenomen lengte en toegenomen breedte, soms met hypertelorisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken plagiocephalie

A

een unilaterale verkorting van de schedel, waarbij de craniale oogkasrand afvlakt, en de andere zijde compensatoir groeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoeveel geboortes craniosynostose

A

1:2500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke van schedelvormen kent een autosomaal overervingspatroon

A

de coronanaadsynostosen (vaak FGFR of TWIST)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waaruit ontstaat het middenoor?

A

1e kieuwspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waaruit ontstaan de middenoorbeentjes

A

1e en 2e kieuwspleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kenmerken primitieve pharynx

A

de kieuwzakken, omgeven door de kieuwbogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waaruit bestaat het hoofdmesoderm van het hoofd/hals gebied

A

de prechordale plaat, de somitomeren en de eerste vier somieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke welvingen dragen bij aan de vorming van de bovenkaak en bovenlip?

A

De processi maxillaris en nasalis medialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 2 chromosoom patronen bij syndroom van Turner en hoe ontstaan deze?

A

a 45,X=; non disjunctie door anafase

b 46,X,i(Xq); Delingsfout waardoor de twee Xq chromatiden samen een nieuw chromosoom vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bekendste kenmerken syndroom van turner

A

oedeem van de voetruggen, webbing van de nek, korte gestalte, cubitus valgus, afwijkende thoraxvorm, hartafwijking, hoefijzernier, uitblijvende puberteit, perceptief gehoorverlies en hoog (ogief)gehemelte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kernkenmerken syndroom van Turner

A

Kleine lengte,
primaire amenorroe (puberteitsproblemen, infertiliteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe erft het Noonan syndroom over

A

autosomaal dominant

17
Q

welke aandoeningen kunnen een negatief effect hebben op de lengte groei

A

chronische nierinsufficientie,
chronische darmonsteking,
coeliakie,
chronische anemie,
astma

18
Q

hoe zorgt overmaat aan glucocorticoïden voor een vertraagde lengtegroei

A
  • afname chondrocyt proliferatie
  • verlaging productie groeihormoon en IGF-1