Ziekten van het bewegingsapparaat, de huid en endocriene ziekten Flashcards

1
Q

Strain

A

Het te sterk uitrekken van de gewrichtsbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sprain

A

Een verscheuring van de gewrichtsbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Contractuur

A

Wanneer bindweefsel krimpt en de spier korter wordt (reperatiereactie op een ruptuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Artritis

A

Ontsteking van het gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Septische artritis

A

Artritis als gevolg van een ziekteverwekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Contusie

A

Kneuzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Distorsie

A

Verstuiking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Artrose

A

Chronisch degeneratieve aantasting van gewricht dat begint bij kraakbeen maar waarbij later ook andere delen worden aangetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Osteochondrose

A

Een storing in de omzetting van kraakbeen naar bot in het gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Osteochondritis dissecans (OCD)

A

Wanneer er losse stukjes bot of kraakbeen in het gewricht terecht komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reponeren

A

Het correct terugzetten van gewrichtsvlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De ziekte van Calvé-Legg-Perthes

A

Necrose van de kop en de hals van het femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neartrose

A

Het laten ontstaan van een nieuw gewricht in de spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Radius curvus-syndroom

A

Een krom-groeiende radius door een verminderde lengtegroei van de ulna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Heupdysplasie (HD)

A

Een stoornis in de ontwikkeling van de heupgewrichten waarbij het gewricht onstabiel wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alimentaire secundaire hyperparathyreoïdie

A

(all-meat-syndrome) Veroorzaakt door een tekortkoming van calcium in het voer. Er ontstaat uiteindelijk botontkalking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Osteoperose

A

Een toestand waarbij er te weinig tussencelstof in het beenweefsel aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rachitis

A

Een aandoening bij jonge dieren waarbij het kraakbeen in de groeischijf onvoldoende in been wordt omgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Osteosarcoom

A

Kwaadaardige tumoren uitgaande van botweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Chondrosarcomen

A

Kwaadaardige tumoren uitgaande van kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Enostosis

A

Aandoening van de pijpbeenderen waarbij bloedvaten knel komen te zitten tussen de kanalen tussen het periost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Atrofiëren

A

Het afnemen in omvang (zoals atrofie van spieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Myositis eosinofilica

A

Kauwspierontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Polymyositis

A

Spierontsteking die aanwezig kan zijn in alle dwarsgestreepte spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Pruritus

A

Jeuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Alopecia

A

Kaalheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Macula

A

Verkleuring van de huid in omschreven vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Erytheem

A

Roodheid van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hyperpigmentatie

A

Te veel pigment in de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hypopigmentatie

A

Te weinig pigment in de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Papel

A

Kleine platte verhevenheid van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Plaque

A

Een verhevenheid van de huid met een groter oppervlak (zoals allemaal aangesloten papels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Urticaria

A

Aantal verhevenheden, groter dan papels, maar kleiner dan plaque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Vesicula

A

Blaasje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Nodulus

A

Bultje/celophoping (niet gevuld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Pustel

A

Kleine ontsteking gevuld met pus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hyperkeratose

A

Te sterke verhoorning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Crustae

A

Korstjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Squamae

A

Schilfers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Seborrhoe (droog of vetting)

A

Overmatige schilfering door storing in de vorming van talg

41
Q

Erosie

A

Oppervlakkig defect (van epidermis)

42
Q

Ulcer

A

Diep defect (tot in dermis)

43
Q

Lichenificatie

A

Sterke verdikking van de huid

44
Q

Comedo

A

Mee-eter

45
Q

Congenitale alopecia

A

Aangeboren kaalheid

46
Q

Atopie

A

Een overgevoeligheidsreactie op inhalatieallergenen (therapie o.a. corticosteroïden en/of cyclosporine)

47
Q

Urticaria en angioedeem

A

Allergische reacties op de huid die kunnen optreden door direct contact of door het geven van bepaalde medicaties (corticosteroïden kunnen nodig zijn bij angioedeem)

48
Q

Pyodermie

A

Bacteriële huidinfectie

49
Q

Intertrigo

A

Dermatitis dat ontstaat waar huidplooien dicht tegen elkaar wrijven (therapie reinigen, antibiotica en corticosteroïdenzalf)

50
Q

Impetigo

A

Ziektebeeld (pustels in huid van buik, liezen en oksels) door slechte voeding, hygiëne, infecties en endoparasieten

51
Q

Oppervlakkige folliculitis

A

Huidontsteking waarbij het gedeelte van de haarfollikels betrokken is, die zich in de epidermis bevinden (antibiotica)

52
Q

Nasale pyodermie

A

Ontstoken haarfollikels tot in de dermis aan toe

53
Q

Callus

A

Chronische ontsteking van de huid op plaatsen waar de huid dicht over het bot ligt (therapie- reinigen, eventueel verband op drukplek en antibiotica)

54
Q

Interdigitale pyodermie (pododermatitis)

A

Huidontsteking tussen de tenen (antibiotica)

55
Q

Dermatofytose

A

Schimmelinfectie

56
Q

Ctenocephalides felis

A

Kattenvlo

57
Q

Ctenocephalides canis

A

Hondenvlo

58
Q

Demodexmijten

A

Haarfollikelmijten (mogelijk wassen met Amitraz)

59
Q

Cheyletiella

A

Vachtmijt die leeft van huidschilfers (antiparasitairmiddel zoals selamectine)

60
Q

Scabiës

A

Schurft

61
Q

Trombiculose (door neotrombicula autumnalis)

A

Wordt veroorzaakt door larven van Herfstmijt (wassen met antiparasitair middel)

62
Q

Pemphigus

A

Afwijking waarbij immuunsysteem stoffen aanvalt die de cellen van de opperhuid samenbinden (corticosteroïden)

63
Q

Lupus erythematosus

A

Auto-immuunziekte waarbij antilichamen worden gemaakt tegen lichaamseigenstoffen, zoals materiaal in celkern (corticosteroïden)

64
Q

Seborroe / droge vorm (sicca)

A

Witte en geelbruine schilfers op de huid en tussen de haren, huid en vacht voelen droog aan (wassen met milde shampoo)

65
Q

Seborroe / vette vorm

A

Huid en vacht voelen olieachtig aan en kunnen onaangenaam ruiken (wassen met milde shampoo)

66
Q

Feline psychogene alopecia

A

Alopecia veroorzaakt door overmatig stereotypisch poets- en likgedrag (stress verminden)

67
Q

Feline idiopathische symmetrische alopecia (FISA)

A

Huid is slecht behaard of kaal rond anus, genitale opening, buik, zijkant van de borst, staart, dijen en flanken

68
Q

Lipoom

A

Goedaardige tumor van de onderhuid uitgaande van vetweefsel

69
Q

Virale papillomatose (papillomen)

A

Wordt veroorzaakt door virus. Er kunnen papillomen voorkomen op wangslijmvlies, lippen en oogleden. (geneest meestal vanzelf)

70
Q

Histiocytoom

A

Goedaardige tumor die vooral bij jonge honden voorkomt, tumor gaat vanzelf in regressie

71
Q

Plaveiselcelcarcinoom

A

Kwaadaardige, laat metastaserende tumor, vooral aan oren, neus, lippen en oogleden. Soms ook wangslijmvlies. (chirurgisch verwijderen)

72
Q

Fibrosarcoom

A

Kwaadaardige bindweefseltumor (kan komen door injectie)

73
Q

Hyperplasieën

A

Bloemkoolachtige groeisels uit talgklieren

74
Q

Anaalzakcarcinoom

A

Maligne tumoren aan anaalzak, vaak bij oudere teef

75
Q

Circumanaalkliertumoren ( Adenomen / adenocarcinomen )

A

Tumoren rond circumanaalklieren, vooral bij de reu. Na castratie verdwijnt de tumor vaak, anders chirurgie nodig

76
Q

Idiopathisch

A

Zonder aanwjisbare oorzaak

77
Q

Iatrogeen

A

Veroorzaakt door medisch handelen

78
Q

Polyurie / polydipsie

A

Veel plassen / veel drinken

79
Q

Hypofysaire dwerggroei

A

Hierbij is in de jeugd te weinig GH geproduceerd, wat leidt tot dwerggroei

80
Q

Acromegalie

A

Veroorzaakt door overproductie GH. Bij kat door hypofyse tumor. Bij hond door progesteron.

81
Q

Diabetes insipidus

A

Zeldzame ziekte gekenmerkt door polyurie/polydipsie. Oorzak hypofyse maakt niet voldoende ADH of nieren reageren niet goed op ADH (therapie toedienen van ADH)

82
Q

Hypothyreoïdie

A

Ziektebeeld gepaard gaande met tekort aan circulerend schildklierhormoon (meestal door auto-immuunziekte)

83
Q

Hyperthyreoïdie

A

Ziekte veroorzaakt door tumor van schildklier. Bij de hond een eenzijdige kwaadaardige tumor. Bij kat meerdere kleine adenomen

84
Q

Hypoparathyreoïdie

A

Gevolg van tekort aan circulerend paraathormoon (PTH) - leidt tot afname botresorptie en terugresorptie calcium

85
Q

Hyperparathyreoïdie (overactieve schildklier)

A

Primaire vorm - bijschildklieren produceren te veel PTH. Secundaire vorm - bijschildklieren worden opgeroepen meer PTH te produceren

86
Q

Hypocalcemie bij puerperale tetanie

A

Wanneer er onvoldoende calciumvoorziening is tijdens het lacteren zal de PTH-afgifte gaan verhogen

87
Q

Pseudohyperparathyreoïdie

A

Lijkt op hyperparathyreoïdie maar bijschildklier is er niet bij betrokken. Metabole aandoening waarbij PTH-achtige stoffen worden geproduceerd door tumoren (gevolg is hypercalcemie)

88
Q

Primair hypoadrenocorticisme (ziekte van Addison)

A

Veroorzaakt door auto-immuunziekte waarbij bijnierschors wordt vernietigd, onvoldoende productie bijnierschorshormonen en tekort aan aldosteron (klachten worden pas laat duidelijk wanneer hond in shock dreigt te raken)

89
Q

Hyperadrenocorticisme (ziekte van Cushing)

A

Overproductie van bijnierschorshormonen (vaak door hypofysetumor)

90
Q

Iadrogeen hyperadrenocorticisme

A

Hyperadrenocorticisme veroorzaakt door medicatie als dexamethason en prednison

91
Q

Iatrogeen secundair hypoadrenocorticisme

A

Kan ontstaan als corticosteroïdentherapie te snel wordt afgebouwd (het lichaam maakt zelf niet genoeg ACTH meer aan)

92
Q

Diabetes mellitus (DM)

A

Suikerziekte. Chronische aandoening met als gevolg blijvende hyperglycemie

93
Q

DM bij de hond

A

Ontstaat door immuungemedieerde afbraak van insulineproducerende cellen in pancreas. Kan bij teven ontstaan na loopsheid

94
Q

DM bij de kat

A

Ontstaat soms door behandeling met glucocorticosteroïden of door pancreatitis

95
Q

Somogyi-effect

A

Complicatie dat kan optreden bij te hoge insulinedosis. Dit zal leiden tot bloedglucose daling en afgifte van cortisol en glucagon waardoor bloedsuiker weer snel gaat stijgen

96
Q

Hypoglykemie

A

Hypo. Door te veel insuline of omdat dier niet goed heeft gegeten

97
Q

Hypoglykemie door insulinoom

A

(Meestal) Kwaadaardige tumoren van de betacellen (leidt tot uitputting bij wandelen, verwarde indruk, door poten zakken, uiteindelijk kunnen er aanvallen ontstaan)

98
Q

Hypoglykemie bij pups

A

Meestal door te weinig eten