Ziekten van het bewegingsapparaat, de huid en endocriene ziekten Flashcards

(98 cards)

1
Q

Strain

A

Het te sterk uitrekken van de gewrichtsbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sprain

A

Een verscheuring van de gewrichtsbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Contractuur

A

Wanneer bindweefsel krimpt en de spier korter wordt (reperatiereactie op een ruptuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Artritis

A

Ontsteking van het gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Septische artritis

A

Artritis als gevolg van een ziekteverwekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Contusie

A

Kneuzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Distorsie

A

Verstuiking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Artrose

A

Chronisch degeneratieve aantasting van gewricht dat begint bij kraakbeen maar waarbij later ook andere delen worden aangetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Osteochondrose

A

Een storing in de omzetting van kraakbeen naar bot in het gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Osteochondritis dissecans (OCD)

A

Wanneer er losse stukjes bot of kraakbeen in het gewricht terecht komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Reponeren

A

Het correct terugzetten van gewrichtsvlakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De ziekte van Calvé-Legg-Perthes

A

Necrose van de kop en de hals van het femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neartrose

A

Het laten ontstaan van een nieuw gewricht in de spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Radius curvus-syndroom

A

Een krom-groeiende radius door een verminderde lengtegroei van de ulna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Heupdysplasie (HD)

A

Een stoornis in de ontwikkeling van de heupgewrichten waarbij het gewricht onstabiel wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alimentaire secundaire hyperparathyreoïdie

A

(all-meat-syndrome) Veroorzaakt door een tekortkoming van calcium in het voer. Er ontstaat uiteindelijk botontkalking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Osteoperose

A

Een toestand waarbij er te weinig tussencelstof in het beenweefsel aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rachitis

A

Een aandoening bij jonge dieren waarbij het kraakbeen in de groeischijf onvoldoende in been wordt omgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Osteosarcoom

A

Kwaadaardige tumoren uitgaande van botweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Chondrosarcomen

A

Kwaadaardige tumoren uitgaande van kraakbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Enostosis

A

Aandoening van de pijpbeenderen waarbij bloedvaten knel komen te zitten tussen de kanalen tussen het periost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Atrofiëren

A

Het afnemen in omvang (zoals atrofie van spieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Myositis eosinofilica

A

Kauwspierontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Polymyositis

A

Spierontsteking die aanwezig kan zijn in alle dwarsgestreepte spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Pruritus
Jeuk
26
Alopecia
Kaalheid
27
Macula
Verkleuring van de huid in omschreven vlak
28
Erytheem
Roodheid van de huid
29
Hyperpigmentatie
Te veel pigment in de huid
30
Hypopigmentatie
Te weinig pigment in de huid
31
Papel
Kleine platte verhevenheid van de huid
32
Plaque
Een verhevenheid van de huid met een groter oppervlak (zoals allemaal aangesloten papels)
33
Urticaria
Aantal verhevenheden, groter dan papels, maar kleiner dan plaque
34
Vesicula
Blaasje
35
Nodulus
Bultje/celophoping (niet gevuld)
36
Pustel
Kleine ontsteking gevuld met pus
37
Hyperkeratose
Te sterke verhoorning
38
Crustae
Korstjes
39
Squamae
Schilfers
40
Seborrhoe (droog of vetting)
Overmatige schilfering door storing in de vorming van talg
41
Erosie
Oppervlakkig defect (van epidermis)
42
Ulcer
Diep defect (tot in dermis)
43
Lichenificatie
Sterke verdikking van de huid
44
Comedo
Mee-eter
45
Congenitale alopecia
Aangeboren kaalheid
46
Atopie
Een overgevoeligheidsreactie op inhalatieallergenen (therapie o.a. corticosteroïden en/of cyclosporine)
47
Urticaria en angioedeem
Allergische reacties op de huid die kunnen optreden door direct contact of door het geven van bepaalde medicaties (corticosteroïden kunnen nodig zijn bij angioedeem)
48
Pyodermie
Bacteriële huidinfectie
49
Intertrigo
Dermatitis dat ontstaat waar huidplooien dicht tegen elkaar wrijven (therapie reinigen, antibiotica en corticosteroïdenzalf)
50
Impetigo
Ziektebeeld (pustels in huid van buik, liezen en oksels) door slechte voeding, hygiëne, infecties en endoparasieten
51
Oppervlakkige folliculitis
Huidontsteking waarbij het gedeelte van de haarfollikels betrokken is, die zich in de epidermis bevinden (antibiotica)
52
Nasale pyodermie
Ontstoken haarfollikels tot in de dermis aan toe
53
Callus
Chronische ontsteking van de huid op plaatsen waar de huid dicht over het bot ligt (therapie- reinigen, eventueel verband op drukplek en antibiotica)
54
Interdigitale pyodermie (pododermatitis)
Huidontsteking tussen de tenen (antibiotica)
55
Dermatofytose
Schimmelinfectie
56
Ctenocephalides felis
Kattenvlo
57
Ctenocephalides canis
Hondenvlo
58
Demodexmijten
Haarfollikelmijten (mogelijk wassen met Amitraz)
59
Cheyletiella
Vachtmijt die leeft van huidschilfers (antiparasitairmiddel zoals selamectine)
60
Scabiës
Schurft
61
Trombiculose (door neotrombicula autumnalis)
Wordt veroorzaakt door larven van Herfstmijt (wassen met antiparasitair middel)
62
Pemphigus
Afwijking waarbij immuunsysteem stoffen aanvalt die de cellen van de opperhuid samenbinden (corticosteroïden)
63
Lupus erythematosus
Auto-immuunziekte waarbij antilichamen worden gemaakt tegen lichaamseigenstoffen, zoals materiaal in celkern (corticosteroïden)
64
Seborroe / droge vorm (sicca)
Witte en geelbruine schilfers op de huid en tussen de haren, huid en vacht voelen droog aan (wassen met milde shampoo)
65
Seborroe / vette vorm
Huid en vacht voelen olieachtig aan en kunnen onaangenaam ruiken (wassen met milde shampoo)
66
Feline psychogene alopecia
Alopecia veroorzaakt door overmatig stereotypisch poets- en likgedrag (stress verminden)
67
Feline idiopathische symmetrische alopecia (FISA)
Huid is slecht behaard of kaal rond anus, genitale opening, buik, zijkant van de borst, staart, dijen en flanken
68
Lipoom
Goedaardige tumor van de onderhuid uitgaande van vetweefsel
69
Virale papillomatose (papillomen)
Wordt veroorzaakt door virus. Er kunnen papillomen voorkomen op wangslijmvlies, lippen en oogleden. (geneest meestal vanzelf)
70
Histiocytoom
Goedaardige tumor die vooral bij jonge honden voorkomt, tumor gaat vanzelf in regressie
71
Plaveiselcelcarcinoom
Kwaadaardige, laat metastaserende tumor, vooral aan oren, neus, lippen en oogleden. Soms ook wangslijmvlies. (chirurgisch verwijderen)
72
Fibrosarcoom
Kwaadaardige bindweefseltumor (kan komen door injectie)
73
Hyperplasieën
Bloemkoolachtige groeisels uit talgklieren
74
Anaalzakcarcinoom
Maligne tumoren aan anaalzak, vaak bij oudere teef
75
Circumanaalkliertumoren ( Adenomen / adenocarcinomen )
Tumoren rond circumanaalklieren, vooral bij de reu. Na castratie verdwijnt de tumor vaak, anders chirurgie nodig
76
Idiopathisch
Zonder aanwjisbare oorzaak
77
Iatrogeen
Veroorzaakt door medisch handelen
78
Polyurie / polydipsie
Veel plassen / veel drinken
79
Hypofysaire dwerggroei
Hierbij is in de jeugd te weinig GH geproduceerd, wat leidt tot dwerggroei
80
Acromegalie
Veroorzaakt door overproductie GH. Bij kat door hypofyse tumor. Bij hond door progesteron.
81
Diabetes insipidus
Zeldzame ziekte gekenmerkt door polyurie/polydipsie. Oorzak hypofyse maakt niet voldoende ADH of nieren reageren niet goed op ADH (therapie toedienen van ADH)
82
Hypothyreoïdie
Ziektebeeld gepaard gaande met tekort aan circulerend schildklierhormoon (meestal door auto-immuunziekte)
83
Hyperthyreoïdie
Ziekte veroorzaakt door tumor van schildklier. Bij de hond een eenzijdige kwaadaardige tumor. Bij kat meerdere kleine adenomen
84
Hypoparathyreoïdie
Gevolg van tekort aan circulerend paraathormoon (PTH) - leidt tot afname botresorptie en terugresorptie calcium
85
Hyperparathyreoïdie (overactieve schildklier)
Primaire vorm - bijschildklieren produceren te veel PTH. Secundaire vorm - bijschildklieren worden opgeroepen meer PTH te produceren
86
Hypocalcemie bij puerperale tetanie
Wanneer er onvoldoende calciumvoorziening is tijdens het lacteren zal de PTH-afgifte gaan verhogen
87
Pseudohyperparathyreoïdie
Lijkt op hyperparathyreoïdie maar bijschildklier is er niet bij betrokken. Metabole aandoening waarbij PTH-achtige stoffen worden geproduceerd door tumoren (gevolg is hypercalcemie)
88
Primair hypoadrenocorticisme (ziekte van Addison)
Veroorzaakt door auto-immuunziekte waarbij bijnierschors wordt vernietigd, onvoldoende productie bijnierschorshormonen en tekort aan aldosteron (klachten worden pas laat duidelijk wanneer hond in shock dreigt te raken)
89
Hyperadrenocorticisme (ziekte van Cushing)
Overproductie van bijnierschorshormonen (vaak door hypofysetumor)
90
Iadrogeen hyperadrenocorticisme
Hyperadrenocorticisme veroorzaakt door medicatie als dexamethason en prednison
91
Iatrogeen secundair hypoadrenocorticisme
Kan ontstaan als corticosteroïdentherapie te snel wordt afgebouwd (het lichaam maakt zelf niet genoeg ACTH meer aan)
92
Diabetes mellitus (DM)
Suikerziekte. Chronische aandoening met als gevolg blijvende hyperglycemie
93
DM bij de hond
Ontstaat door immuungemedieerde afbraak van insulineproducerende cellen in pancreas. Kan bij teven ontstaan na loopsheid
94
DM bij de kat
Ontstaat soms door behandeling met glucocorticosteroïden of door pancreatitis
95
Somogyi-effect
Complicatie dat kan optreden bij te hoge insulinedosis. Dit zal leiden tot bloedglucose daling en afgifte van cortisol en glucagon waardoor bloedsuiker weer snel gaat stijgen
96
Hypoglykemie
Hypo. Door te veel insuline of omdat dier niet goed heeft gegeten
97
Hypoglykemie door insulinoom
(Meestal) Kwaadaardige tumoren van de betacellen (leidt tot uitputting bij wandelen, verwarde indruk, door poten zakken, uiteindelijk kunnen er aanvallen ontstaan)
98
Hypoglykemie bij pups
Meestal door te weinig eten