ziekte beelden Flashcards

1
Q

mutipel myeloom

A

ontaarding plasmacel in beenmerg
- Afwijkende immunoglobuline productie (paraproteine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

essentieel trombocytose

A

Myeloproliferatieve ziekten
- megakariocyten lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ploycynthemia Vera

A

Myeloproliferatieve ziekten
- erythoide lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

myelofibrose

A

Myeloproliferatieve ziekten
-myeloide lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

superior vena cava syndroom

A

verdrukking of ingroei in vena cava
kan door: longcarcinoom, lymfoom, mediastinale tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Horner syndroom

A

ingroei van tumor in sympathische ganglion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

miosis

A

vernauwing van pupil, door samentrekking sphincter pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ptosis ooglid

A

hangend ooglid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

anhidroses

A

afwezigheid van zweten en overmatige eeltvorming op de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

enoftalmie

A

terugzakken oogbol in oogholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pancoats syndroom

A

ingroei in plexus brachialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

NSCLC

A

niet kleincellig longcarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

metaplasie

A

reversibele verandering in cellen (van een cel type naar de ander)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dysplasie

A

irreversibele verandering in een cel, vaak atypisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

AAH

A

atypische adenomateuze hyperplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

AIS

A

adenocarcinoom in situ

17
Q

primair mamma carcinoom

A
  • Geen afstandsuitzaaiingen
  • Behandeling in opzet curatief
  • Behandeling door chirurg, oncoloog en radioloog
18
Q

gemetastaseerd mamma carcinoom

A
  • Op afstand aantoonbare metastase (niet in de omliggende klieren)
  • Palliatieve behandeling
  • Behandeling voornamelijk door chirurg (bij niet chirurg meer)
19
Q

fibroadenoom

A

goedaardig bindweefsel knobbeltje in de borst

20
Q

sarcoom

A

fibroepitheliale tumor, zeer zeldzaam en groeit snel

21
Q

wat zijn de twee mogelijkheden voor operatie bij mamma carcinoom?

A
  1. Borstsparende chirurgie = mammasparende therapie (MST) + altijd met bestraling
  2. Borstamputatie = ablatio = mastectomie
22
Q

wat voor 2 vormen van operatie voor de oksel bij positieve N bij een mamma carcinoom ?

A
  1. Schildwachtklier-/ poortwachterklierprocedure / sentinel node (SN)
  2. 2 okselkliertoilet (OKT) / okselklierdissectie (OKD)
23
Q

gemodificeerde radicale mastectomie

A

borstamputatie + okselklier toilet

24
Q

wanneer is mamma sparende therapie niet mogelijk ?

A
  • Grote tumor in kleine borst
  • Patient in verleden bestraald
  • Als in meerdere kwadranten in de borst tumor/ DCIS aanwezig
25
Q

wat is belagrijk voor operatie als tumor niet palpabel is?

A

preparatieve lokalisatie en radioactieve bron in brengen

26
Q

wanneer wordt de voorkeur gegeven voor een ablation in plaat van mamma sparende therapie?

A
  1. Borst beasparende behandeling niet mogelijk
  2. Bosrtbersparende behandeling niet wenselijk
    o Evt BRCA ½ gen mutatie
    o Keuze patient
27
Q

wat zijn de mogelijkheden voor mamma reconstructie

A
  • Oncoplastische chirurgie
  • Protheses
  • Autoloog weefsel en prothese
  • Uitsluitend autoloog weefsel
28
Q

wat zijn belangrijke aanvullende ingrepen na het verwijderen van mamma tumor

A
  • Teperreconstructie
  • Tepelhof tattoeage
  • Symmetriserende operatie contralateraal
  • Touch up
29
Q

wat zijn de 3 vormen van mamma reconstructie

A

Primair reconstructie
- Bij preventie huidsparende amputaie
- Bij amputatie

Uitgesteld/ secundair
- Enige tijd na amputatie

Tertiaire
Verandering van reconstructie in ander type

30
Q

wat zijn de contra indicaties voor operatie als behandeling van mamma carcinoom

A
  • Bij hoge kans op irradicale resectie
  • T4 tumoren
  • Multicentrisch mammacarcinoom
  • Mircrocalcificaties door de hele mamma
  • Inflammatoir carcinoom
31
Q

barrett slokdarm

A

door reflux wordt plaveisel –> slijmberkercel
verhoogt kans op adeno 30-50x

32
Q

lentigo maligna

A
  • Intra-epidermaal melanoom
  • Rond de 70 jaar
  • Zon blootgestelde huid
33
Q

xeroderma pigmentosum

A

DNA repair stoornis

34
Q

SNP

A

sentile node procedure

35
Q

hodgkin lymfoom

A

meerkernige reuscellen in een achtergrond van lymfocyten, eosinofiele granulocyten en plasmacellen
CD30 en. CD15
jeuk

36
Q

grootcellig B lymfoom

A

curabel, agressief beloop, meest voorkomend, CD20