begrippen Flashcards

1
Q

cytomorfologie

A

onderzoek voor onderscheiding van soorten cellen en stadia van cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cytogenetica

A

onderzoek voor bekijken van grote groffe fouten in chromosomen en DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

moleculaire diagnostiek

A

ontdekken van mutaties in de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

immunologie

A

onderzoek naar immuunsysteem, antistoffen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dysplastisch kenmerk

A

als er meer dan 10% afwijkend is in een cellijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cytogenetische afwijking

A

afwijking in chromosomen of chromosoom aantal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

supportive care

A

behandeling draagbaar maken en patiënt niet laten bezwijken onder behandelingssymptomen en bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alopecia

A

kaalheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

epistaxis

A

bloedneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indolent (tumor)

A

rustig, kleine cellen in histologie duiden hier op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

myeoloablatieve chemo

A

chemo gericht op beenmerg, vooraf aan stamceltransplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

refractie

A

patient is nooit helemaal in remissie geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

IPI score

A

score voor prognose bij lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

EUS

A

endoscopische ultra sound
Endoschopische echografie via de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

EBUS

A

endoscopische bronchiale ultra sound
Endoscopische echografie via de luchtpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

porcursor afwijking

A

niet destructief en non invasie, hiermee begint een tumor vaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

prognose

A

voorspellen wat de overleving is bij een patiënt ten gevolge van een behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

predictie

A

voorspellen hoe een patiënt gaat reageren op ene behandeling, of iemand beter gaat reageren op een behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hematogeen metastasering

A

metastase via de bloedbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lokale behandeling

A

chirurgie, radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

systemische therapie

A

tablet/infuus/injectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

micrometastase

A

niet aantoonbare kankercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

cumulative lifetime risk

A

kans in het leven om een ziekte te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

mastopathie

A

fibroxyteze afwijking, apocriene metaplasie,
goedaardige aandoening in de borsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

GVT (straling)

A

lumpholte (boosten doe je hier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

CTV (bestraling)

A

klierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

PTV (bestraling)

A

CTV+0,5cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

partiële borst bestraling

A

bestraling van alleen het tumorbed
voor laag risico patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

erytheem

A

roodheid van huid en slijmvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

desquamatie

A

afschilfering van hele hoornlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

teleangiectasieen

A

zichtbare bloedvaatjes aan de oppervlakte van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

lokaal (metastase)

A

geen afstand metastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

locoregionaal (metastase)

A

alleen in de omgeving uitzaaiing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

oligometastasich (metastase)

A

beperkt aantal metastase (3 metastase op maximaal 2 verschillende plekken) en nog mogelijkheden voor curatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

matastatisch (metastase)

A

afstandsmetastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

antibody-drug conjugate

A

chemo die aan antistoffen worden gekoppeld die tumor specifiek zijn, hierdoor komt chemo alleen bij de tumor terecht en niet in de rest van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

macrometastase (prognostisch)

A

meetbare/ aantoonbare metastase, niet meer geneesbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

micrometastase (prognostisch)

A

niet aantoonbare/meetbare metastase, genezing nog mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

mamma print

A

Genexpressie profiel van tumor wordt gemaakt, en vergeleken met 70 genen profiel dat is gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

insult

A

epileptische aanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

androgene precursors

A

androsteendion en testosteron

42
Q

prognostiche factoren

A

factoren die verschil overleving bepalen bij groepen die gelijk behandeld zijn

43
Q

predicatieve factoren

A

factoren die verschil in overleving bepalen bij een groep die wel en niet behandeld is (dus die het effect van de behandeling bepalen?)

44
Q

hematemesis

A

bloed braken

45
Q

odynofagie

A

passage klachten

46
Q

foeter ex ore

A

slechte adem

47
Q

oncologische resectie

A

meer weghalen dan waar de tumor zit, om drainerende lymfeklieren weg te halen en geeft informatie over uitbreiding van ziekte, voorkomen irradicale resectie

48
Q

anastomose

A

aanhechten van colon aan rectum, bij LAR

49
Q

exenteratie

A

resectie van meerdere orgaan compartimenten in het kleine bekken
bij T4 of lokaal recidief

50
Q

synchroon (metastase)

A

bij diagnose als metastase

51
Q

metachroon (metastase)

A

tijdens behandeling krijgt patient metastase

52
Q

fotodynamische therapie

A

o2 + licht + fotosensitizer, zuurstofradicalen: apoptose en necrose

53
Q

empirisch bewijs

A

o Proef ondervindelijk, gebaseerd op eigen ervaring
o Waarneembaar, herhaalbaar, meetbaar (ook door anderen)

54
Q

kritische houding

A

o Open voor nieuw bewijs
o Constant onderzoek argumentatie en bewijs zoeken

55
Q

de data duivel

A
  • Data slecht gearchiveerd: kwijt, verwarrend, stukken missen
56
Q

het replicatie probleem (statistiek)

A
  • Studieresultaten moeten door andere studies gecheckt worden
  • Niet alleen check van data, maar ook in andere setting
57
Q

de verificatiekramp (statistiek)

A
  • Te hard proberen het gewenste resultaat krijgen
58
Q

toevallige meetfouten

A

door meetonnauwkeurigheid van instrument of waarnemer

59
Q

systematische meetfout

A

meetfout door instrument die in beide groepen dezelfde fout maakt, in steekproef, methode of analyse

60
Q

differentiele systematische meetfout

A

in de ene groep wordt andere systematische fout gemaakt dan in de andere groep

61
Q

chi kwadraattoets

A

een toets om na te gaan of twee of meer verdelingen van elkaar verschillen

62
Q

logistische regressie analyse

A

logistische regressie gebruikt om een dichotome uitkomstvariabele te relateren aan een of meer variabelen

63
Q

standaard deviatie

A

hoe ver de individuele waarde van het gemiddelde af liggen

64
Q

μ (statistiek)

A

(populatie) gemiddelde

65
Q

π (statistiek)

A

proportie

66
Q

Δ

A

verschil tussen twee gemiddelde

67
Q

β

A

regressie analyse/ coefficient

68
Q

relatief risico

A

quoficient van twee absolute risicos

69
Q

aselect (steekproef)

A

iedereen in de populatie heeft dezelfde kans om in de steekproef te komen

70
Q

steekproef variabiliteit

A

bij steekproef zal je altijd toevallige fouten hebben

71
Q

infertiele statistiek

A

via een steekproef iets zeggen over de populatie

72
Q

standaard fout

A

standaard afwijking van steekproefgemiddelde

73
Q

regressie coëfficiënt

A

verandering van variabele (standaardfout) ten opzichten van andere waarde (steekproefgemiddelde)

74
Q

odds ratio

A

verhouding tussen twee mogelijke kansenn

75
Q

hazard ratio

A

A measure of how often a particular event happens in one group compared to how often it happens in another group, over time.

76
Q

p-waarde

A

kans op de gevonden waarde van de toetsingsgrootheid of op een nog extremere waarde

77
Q

alpha (toetsing fout)

A

kans op maken van type 2 fout
Alpha = P(H0 verwerpen| H0 waar)

78
Q

beta (toetsingsfout)

A

kans op het maken van type 2 fout
Beta = P(H0 behouden | H0 niet waar)

79
Q

watchful waiting

A
  • Geen curatieve behandeling
  • Palliatie als nodig
80
Q

active surveillance

A

uitstel van curatief tot tumor progressie toont
regelmatige controles

81
Q

HIFU

A

high intensity focused ultrasound

82
Q

cyberknife

A

radiotherapie, uitwendige bestraling door robot

83
Q

cryotherapie

A

kou toepassing

84
Q

microhematurie

A

3 ery’s per gezichtsveld, 2x bepaald

85
Q

intra heterogeniteit

A

grote variatie van de cellen binnen een tumor

86
Q

klinisch

A

ziekenhuisopname

87
Q

polyklinisch

A

met behandeling anar huis

88
Q

hoe wordt erectie disfunctie behandeld?

A

met dagelijkse low dose viagra

89
Q

wat is de hormoon therapie die wordt gegeven bij Pca

A

antiandrogegen

90
Q

wat wordt er gegeven als hormoontherapie bij Pca niet meer werkt?

A

taxanen (chemotherapie)

91
Q

farmacokinetiek

A

wat het lichaam doet met het medicijn

92
Q

farmacodynamiek

A

wat het medicijn doet met het lichaam

93
Q

klaring

A

dosis/blootstelling

94
Q

satelliet metastase

A

metastase rondom de primaire tumor

95
Q

intransit metastase

A

metastase die tussen primaire tumor en eerste lymfeknoop zitten

96
Q

oncolytisch virus

A

virus dat specifiek tumor cellen lyseert en anti-tumor immuniteit opwekt
- Acute infectie
- Geen gevaarlijk muteerbare infecties

97
Q

attenuatie

A

minder bijwerkingen

98
Q

euthanasie

A

het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander dan de betrokkene, op diens verzoek.

99
Q

hulp bij zelfdoding

A

de arts reikt de euthanitica aan de patient, die deze zelf inneemt

100
Q

okselsparende therapie

A

bestraling van oksel klieren, kan bij 1-2 micro metastase of 1 macrometastase