Zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Leg de opbouw van het zenuwstelsel zo gedetailleerd mogelijk uit

A

Het zenuwstelsel is onderverdeeld in het centraal zenuwstelsel (CZS) en het perifeer zenuwstelsel (PZS). Het CZS omvat de hersenen en het ruggenmerg, het PZS zijn alle zenuwen die vertrekken van het CZS naar de periferie.
Het PSZ wordt verder onderverdeeld in het somatische zenuwstelsel dat verantwoordelijk is voor de willekeurige spierbewegingen en het autonoom zenuwstelsel dat instaat voor alle onwillekeurige functies zoals ademhaling, hartritme, spijsvertering etc…
Het autonoom zenuwstelsel is ten slotte onderverdeeld in het PARASYMPATISCH zenuwstelsel en het sympathische zenuwstelsel. Het PARASYMPATISCH zenuwstelsel is verantwoordelijk voor rest & digest, terwijl sympatisch zenuwstelsel verantwoordelijk is voor fight or flight reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke functionele cellen zijn actief in het zenuwstelsel?

A

Neuronen of zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van neuronen?

A

Ze produceren neurotransmitters die verantwoordelijk zijn voor de transmissie van een signaal in de synaps naar een ander neuron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is een neuron opgebouwd?

A

Het bestaat uit een cellichaam (soma) dat de nucleus bevat. Op dit soma kunnen er dendrieten aanwezig zijn. Verder is er ook nog een axon aanwezig dat eventueel gemyeliniseerd kan zijn. Op het uiteinde van een axon, bevindt zich het axonuiteinde die vesikels bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van de vesikels thv het axonuiteinde?

A

Opslag van de neurotransmitter en bescherming van de NT tegen afbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef enkele voorbeelden van neurotransmitters

A

Acetylcholine, glutamaat, GABA, noradrenaline, serotonine, dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het grote verschil tussen somatische zenuwstelsel en autonoom zenuwstelsel op cellulair niveau?

A

Somatisch zenuwstelsel is een 1 neuronsysteem: het bestaat uit 1 enkel neuron dat via de vrijstelling van een NT een signaal zal doorgeven aan de skeletspieren.
Autonoomzenuwstelsel is een 2 neuronsysteem: het bevat een preganglionair en een postganglionair neuron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe noemt de plaats waar de neurotransmitter vrijgegeven wordt?

A

De synaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is het somatisch neuronsysteem opgebouwd?

A

Het bestaat uit een CHOLINERG neuron dat ACETYLCHOLINE zal vrijstellen. Dit zal binden op NICOTINERECEPTOREN die zich bevinden op de skeletspieren en op die manier zorgen voor een spiercontractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is het PARASYMPATISCH zenuwstelsel opgebouwd?

A

Het bestaat uit een lang preganglionair neuron en een kort postganglionair neuron.
Preganglionair CHOLINERG neuron dat ACH zal vrijstellen dat bindt op de NIC receptoren die zich bevinden op het postganglionaire neuron.
Het postganglionaire neuron is een CHOLINERG neuron dat ACH zal vrijstellen en dat zal binden op MUSCARINE receptoren die zich bevinden op de effectorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is het sympathisch zenuwstelsel opgebouwd?

A

Het is een kort preganglionair neuron en een lang postganglionair neuron.
Het preganglionair neuron is CHOLINERG dat ACH zal vrijstellen en dat zal binden op de NIC receptor van het postganglionair neuron.
Het postganglionair neuron is een ADRENERG neuron dat NOR zal vrijstellen dat dan zal binden op ADRENERGE receptoren die zich bevinden op de effectorganen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk orgaan is ook sympatisch bezenuwd? Leg uit

A

Het bijniermerg zal via een CHOLINERG neuron bezenuwd worden: dit zal ACH vrijstellen in de synaps en het zal binden op NIC die zich bevinden op het bijniermerg.
Dit zorgt voor productie van ADRENALINE dat zich via de BLOEDBAAN zal verplaatsen naar effectorganen waar het ook zal binden op ADRENERGE receptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke receptoren vallen onder cholinerge receptoren?

A

Nicotinereceptoren
Muscarinereceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel types muscarinereceptoren zijn er?

A

5 - van M1 tot M5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke receptoren vallen onder de adrenerge receptoren?

A

Alfa 1, alfa 2
Beta 1 en beta 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk type receptor is een nicotinereceptor? Leg uit

A

Het is een ionotrope receptor: dit wil zeggen dat de receptor gekoppeld is aan een ionenkanaal, nl. een Na-kanaal.
Stimulatie van de nicotinereceptor zal zorgen voor een conformationele verandering van de subeenheden van de nicotinereceptor waardoor het ionenkanaal zal openen.
Er zal influx zijn van Na in de cel en efflux van K uit de cel. Op die manier ontstaat er een depolarisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk type receptor is een muscarine receptor? Leg uit

A

Het is een metabotrope receptor, dus een G-proteine gekoppelde receptor (GPCR).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het verschil tussen de verschillende types muscarinereceptoren? Leg het verschil volledig uit

A

Het werkingsmechanisme:
De M1-M3 en M5 receptoren zijn gekoppeld aan een Gq-proteine. Binding aan deze receptoren zorgt voor een stimulatie van het FOSFOLIPASE C. Dit enzym zal ervoor zorgen dat het PIP2 omgezet zal worden tot IP3 en DAG. Uiteindelijk zien we een positief inotroop effect.

M2-M4 receptoren zijn gekoppeld aan een Gi-proteine. Binding aan deze receptoren zorgt voor een inhibitie van het ADENYLAATCYCLASE. Hierdoor zal de concentratie van cAMP dalen en zien we een negatief inotroop effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe is de nicotinereceptor opgebouwd?

A

Het is een transmembranaire receptor dat bestaat uit 5 subeenheden (proteinen): a, beta, gamma, delta, eta.
Het heeft een gemiddelde diameter van 6,5 nm.
—> OPM: afhankelijk van de plaats in het lichaam waar de receptor voorkomt, zal de samenstelling verschillen en dus ook de affiniteit voor bepaalde liganden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar bevindt zich meestal de bindingsplaats van acetylcholine op de nicotinereceptor?

A

Thv een alfa subeenheid met zijn grensvlak met een andere subeenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bespreek de synthese en het neurotransmissieproces van acetylcholine.

A

Acetylcholine wordt gesynthetiseerd uit choline en acetylCoA. Het choline zal via actief transport in de cel opgenomen worden terwijl acetylCoA een product is uit de Krebscyclus die zich bevindt in de mitochondrien. Choline en acetylCoA zullen via het acetylcholinetransferase omgezet worden tot acetylcholine die dan opgestapeld zal worden in vesikels.
Onder invloed van een actiepotentiaal zal er calciuminflux zijn dat ervoor zorgt dat de presynaptische vesikels versmelten met de membraan. Op die manier komt ACH vrij in de synaps.
In deze synaps kan het binden met postsynaptische cholinerge receptoren, een nicotinereceptor of een muscarinereceptor, en op deze manier een effect uitlokken.
In de synaps kan het ook afgebroken worden onder invloed van acetylcholinesterasen: ACH wordt afgebroken tot choline en azijnzuur. Het choline kan opnieuw presynaptisch opgenomen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een nadeel aan neurotransmitters?

A

Het zijn moleculen die gevoelig zijn voor afbraak dus ze hebben een kort halfleven. Ze zijn dus niet geschikt als geneesmiddel, er moeten regiedere analogen gesynthetiseerd worden (= agonisten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een voordeel van neurotransmitters?

A

Het zijn flexibele moleculen waarbij er over de verschillende verbindingen geroteerd kan worden.
Op deze manier ontstaat er verschillende conformaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de meest gunstige conformatie van acetylcholine? Definieer de torsiehoeken:

A

TRANS-GAUCHE conformatie: de torsie 2 hoek is 60° waardoor de positief geladen stikstof en de carbonyl interacties met elkaar kunnen aangaan.
Torsie 3 hoek is 190° waarbij de 2 grooste substituenten het verst uit elkaar staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welk gedeelte in acetylcholine zorgt voor een snelle afbraak?

A

De esterfunctie - deze zorgt voor een snelle hydrolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe kan de selectiviteit verklaard worden van liganden tov de nicotinereceptoren of de muscarinereceptor?

A

Bij ACH aanschouwen we 2 kanten: de carbonylzijde en de methylzijde.
De carbonylzijde is belangrijk voor een interactie met de nicotinereceptor terwijl de methylzijde belangirjk is voor interactie met de muscarinereceptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Verklaar de selectiviteit voor een cholinergereceptor indien er op de alfa C van ACH een methylgroep geplaatst wordt:

A

De verbinding zal selectief zijn voor nicotinereceptor.
Indien er op de alfa C een methyl geplaatst wordt zal er voor interactie met de muscarinereceptor sterische hinder zijn, terwijl de nicotinerecepto niet gehinderd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Verklaar de selectiviteit voor een cholinergereceptor indien er op de beta C van ACH een methylgroep geplaatst wordt:

A

Er zal selectiviteit zijn voor de muscarinereceptor aangezien een methylgroep op de Bèta C zorgt voor hindering voor interactie met de nicotinereceptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke functionele groepen in de structuur van ACH zijn belangrijk voor interactie met de nicotine of muscarinereceptor?

A

Een positief geladen groep - quaternaire ammoniumgroep is altijd positief geladen ongeacht de pH
Partieel negatief geladen groep - de carbonylfunctie is partieel negatief geladen en kan een H-brug vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de afstanden tussen de quaternaire ammoniumfunctie van acetylcholine met respectievelijk de ether en de carbonylfunctie?

A

Afstand tussen N+ en ether = 3 A
Afstand tussen N+ en carbonyl = 5,7 A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is het natuurlijke ligand van de nicotinereceptor?

A

Nicotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het natuurlijke ligand van de muscarinereceptor?

A

Muscarine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Op welke manier is nicotine verantwoordelijk voor een goed gevoel bij rokers?

A

Nicotine zal de nicotinereceptoren stimuleren. Het zal ervoor zorgen dat er dopamine vrijgesteld wordt in het mesolimbische systeem wat verantwoordelijk is voor het goed gevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Tot welke klasse behoort nicotine?

A

Een nicotinereceptor AGONIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Tot welke klasse behoort epibatidine?

A

Nicotinereceptor AGONIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Tot welke klasse behoort lobeline?

A

Nicotinereceptor agonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Tot welke klasse behoort Varenicline?

A

Partiële agonist van de nicotinereceptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Onder welke generieke naam is varenicline op de markt?

A

Champix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de algemene structuur van een nicotinereceptor of muscarinereceptor AGONIST?

A

Voorwoorden:
- positief geladen groep: een tertiaire of quaternaire amine
- op een afstand van 3 A een H-brug acceptor
- op een afstand van 5,7 A een H-brug acceptor met een partieel negatieve lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Geef voorbeelden van nicotinereceptor agonisten:

A

Nicotine
Epibatidine
Lobeline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe worden de nicotinereceptor antagonisten ingedeeld?

A

We hebben ganglionblokkers, neuromusculaire blokkers en lokale anesthetica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is de algemene structuur van ganglionblokkers?

A

2 quatternaire ammoniumfuncties met een linker van 6 CH2-eenheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de algemene structuur van neuromusculaire blokkers?

A

2 quaternaire ammoniumfuncties die verbonden zijn via een linker van 11 CH2-eenheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe worden de neuromusculaire blokkers onderverdeeld?

A
  • depolariserende
  • niet-depolariserende
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is het verschil tussen de 2 types neuromusculaire blokkers?

A

De depolariserende NMB hebben geen grote bulky functionele groepen op de quaternaire ammoniumfuncties.
De niet-depolariserende NMB hebben wel bulky functionele groepen die zorgen voor een sterische hinder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Geef een synoniem voor de depolariserende NMB

A

Leptocurares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Geef een synoniem voor de niet-depolariserende NMB

A

Tachycurares

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Geef 2 voorbeelden van depolariserende NMB

A
  • succinylcholine
  • decamethonium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe werken de depolariserende neuromusculaire blokkers?

A

Ze zullen binden aan de nicotinereceptor en eerst een korte depolarisatie veroorzaken (kort agonistisch effect). Nadien blijven ze gebonden en zullen ze de nicotinereceptor blokkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Tot welke klasse behoort succinycholine? Hoe is het het opgebouwd?

A

Depolariserende neuromusculaire blokker: het zijn 2 acetylcholinemoleculen aan elkaar gekoppeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Tot welke klasse behoort decamethonium?

A

Depolariserende neuromusculaire blokker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is de functie van de neuromusculaire blokkers? Waar werken ze?

A

Ze antagoneren de nicotinereceptoren thv de neuromusculaire junctie/ motorische eindplaat: hierdoor zal er geen transmissie optreden van acetylcholine op de nicotinereceptor en dus geen spiercontractie.
—> ze geven aanleiding tot paralyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Welke geneesmiddelen behoren tot de pachycurares?

A

Tubocurarine
Pancuronium
Vecuronium
Rocuronium
Gallamine
Cisatracurium
Mivacurium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is de afstand tussen de 2 quaternaire ammoniumfuncties in tubocurarine?

A

1,1 nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Welke pachycurares hebben een steroid afgeleide structuur?

A

Pancuronium, vecuronium en rocuronium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Op welke 2 manieren kan het effect van niet-depolariserende/ stabiliserende NMB tegengegaan worden?

A
  • acetylcholinesterase inhibitoren: deze zorgen voor een verminderde afbraak van acetylcholine.
  • suggamadex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Geef een voorbeeld van een acetylcholinesterase inhibitor:

A

Neostigmine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat is suggamadex? Leg het volledige principe uit

A

Suggamadex is een selectief relaxant bindingsagent: het is een cyclodextreen, dit wil zeggen dat het bestaat uit verschillende glucose-eenheden die gekoppeld zijn aan elkaar via 1,4 -binding.
Het vormt een trechter waarbij het binnenste gedeelte hydrofoob is en het buitenste gedeelte hydrofiel zodat op die manier de steroid afgeleide pachycurares beter oplosbaar worden.
Om de binding met de pachycurares te optimaliseren zijn 2 modificatie gebeurt: de eerste OH groep is vervangen door ene thiolfunctie en op het einde van die functie zien we een carbonzure groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Wat is de algemene structuur van lokale anesthetica? Welk onderscheid wordt er gemaakt?

A

Een aromatische ring en dan iets verder een aminefunctie.
Deze 2 kunnen verbonden zijn via een esterfunctie of via een amidefunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Op welke manier werken de lokale anesthetica?

A

Ze gaan inwerken op spanningsgevoelige Natriumkanalen die zich bevinden thv het axon: ze gaan deze blokkeren.
Ze gaan via passieve diffusie diffunderen tot in een axon. Eens ze hierin zijn gaan ze een proton capteren waardoor ze omgezet zijn tot hun geconjugeerd zure vorm.
Onder deze vorm gaan ze dan binden aan de natriumkanalen en deze blokkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Hoe verhouden zich de concentraties van respectievelijk Na, K en Cl in de cel tov het cytoplasma?

A

Kalium: concentratie in de cel in groter dan in het cytoplasma
Natrium en chloride: concentratie in het cytoplasma is groter dan in de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Wat is een depolarisatie?

A

Het is een fenomeen waarbij de membraan meer positief geladen wordt aan de binnenkant door influx van Na ionen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat is een hyperpolarisatie?

A

Een fenomeen waarbij de membraan binnenin nog negatiever geladen wordt dan in rust door Kalium efflux of door chloor influx.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de lokale anesthetica met een esterfunctie?

A

Benzoyltropine
Cocaine
Orthocaine
Procaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Verklaar waarom de N bij lokale anesthetica geen quaternaire ammoniumgroep is?

A

Het moet het axon kunnen binnendringen via passieve diffusie dus de N mag NIET geladen zijn.
Om aan de nicotinereceptor te kunnen binden moet het wel positief geladen zijn: dit bekomt men door het feit dat ze in het axon een proton zullen opnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Welke geneesmiddelen vallen onder de lokale anesthetica met amidefunctie?

A

Lidocaine
Bupivacaine
Levobupivacaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat is het verschil tussen adrenaline en noradrenaline?

A

Noradrenaline is een neurotransmitter, adrenaline is een HORMOON dat zich verspreid via de bloedbaan

68
Q

Welke 2 ringen zijn aanwezig in nicotine?

A

Pyrolidinering en een pyridinering

69
Q

Wat is een pyrrolidinering?

A

Een heterocyclische 5-ring met 4C en 1 N

70
Q

Wat is een pyridinering?

A

Een aromatische 6 ring met 5 C en 1N: een benzeenring met een N in plaats van 1C.

71
Q

Welke groep is kenmerkend bij een muscarine? Leg de structuur uit

A

Een tetrahydrofuraanring: een 5 ring met 4C en 10

72
Q

Welke 4 transmembranaire helices van de muscarinereceptor zijn betrokken in interacties met acetylcholine?

A

III, V, VI en VII
—> III is verantwoordelijk voor een ionische interactie tussen de quaternaire ammoniumfunctie en aspartaat.
De andere zijn verantwoordelijk voor H-bruggen.

73
Q

Wat is een synoniem voor torsiehoek?

A

Dehydrale hoek

74
Q

Wat is de indicatie van varenicline?

A

Rookstop

75
Q

wat is structureel het verschil tussen cisatracurium en mivacurium? Wat is het gevolg hiervan?

A

Mivacurium heeft een dubbele binding in het minder van de linker dat ervoor zorgt dat de verbinding regieder is.

76
Q

Wat is het voordeel van de amide lokale anesthetica in vergelijking met de ester lokale anesthetica?

A

Ze zijn veel minder gevoelig voor hydrolyse

77
Q

Waar komt de M1 receptor voornamelijk voor?

A

Cerebrale cortex, hippocampus en maag

78
Q

Waarvoor is de M1 receptor verantwoordelijk als deze gestimuleerd wordt?

A

Maagzuursecretie en geheugen en leerproces

79
Q

Geef een voorbeeld van een M1 receptor antagonist:

A

Pirenzepine

80
Q

Wat is de indicatie voor een M1 receptor antagonist?

A

Behandelen van maagzweren/ maagulcus.
Behandeling van Parkinson, vooral de tremor: antagonist zorgt voor verminderde impact van acetylcholine. De tremor wordt veroorzaakt door verhoogde ACH-spiegels.
COPD: bij COPD zal er een verhoogde mucussecretie zijn - door gebruik te maken van de antagonisten zal er vermindering zijn van mucusproductie

81
Q

Geef een voorbeeld van een M1 receptor agonist:

A

XANOMELINE

82
Q

Wat is een mogelijk indicatie voor XANOMELINE? Verklaar

A

Alzheimer: er zullen proteïnen neerslaan in cholinerge neuronen waardoor de werking van acetylcholine verstoord zal worden.

83
Q

Wat is het probleem met xanomeline en hoe wordt dit opgelost?

A

Het veroorzaakt perifere bijwerkingen. Dit kan men oplossen door gebruik te maken van een perifere muscarine antagonist zoals trospium.

84
Q

Met welk geneesmiddel/ molecule kan de structuur van trospium vergeleken worden? Waarom?

A

Atropine: het bevat ook een Tropaanring waarbij de N een positieve lading heeft.

85
Q

Voor welke indicatie wordt xanomeline toch nog gebruikt?

A

Schizofrenie

86
Q

Waarom zijn de ganglionblokkers niet geschikt om te gebruiken als geneesmiddel?

A

Het kan geen onderscheid maken tussen sympatische of PARASYMPATISCH ganglia

87
Q

Op welke manier kan men een agonist selectief maken voor een muscarinereceptor?

A

Door op de B-koolstof een methylfunctie te plaatsen zodat er sterische hinder is tijdens de benadering van de nicotinereceptor.

88
Q

Welk geneesmiddel bekom je als je bij acetylcholine op de B-koolstof een methylgroep plaats?

A

Metacholine

89
Q

Op welke manier kan men de gevoeligheid van afbraak door acetylcholinesterase verminderen?

A

Door een aminegroep te plaatsen op de plaats van de methylgroep in acetylcholine.

90
Q

Welke molecule bekom je als je een aminegroep plaats op acetylcholine en ook nog eens een methylgroep op de B-koolstof?

A

Betanechol

91
Q

Welke molecule bekom je als je een aminegroep plaats op acetylcholine?

A

Carbachol

92
Q

Welke functionele groep bekom je als je een aminegroep plaats naast de esterfunctie van acetylcholine?

A

Een carbamaat: een amine gekoppeld aan een ester

93
Q

Verklaar waarom het plaatsen van een amine zorgt voor een verminderde gevoeligheid van acetylcholineafbraak:

A

Normaal zal je bij een esterfunctie een partieel negatieve lading hebben op de carbonyl en een partieel positief geladen koolstof.
Indien je een aminefunctie plaatst zal de carbonyl nog atlijd negatief geladen zijn maar zal de positieve lading zich bevinden op de N.

94
Q

Wat is de indicatie van pilocarpine?

A

Behandeling van glaucoom: is een muscarine agonist dus zorgt voor het samentrekken van de oogspier wat ervoor zorgt dat er oogvocht afgevloeid wordt en de IOP daalt.

95
Q

Wat is de algemene structuur van een muscarine antagonist?

A

Een gesubstitueerde stikstof - (CH2) x 2/ 3 - O - C=O - grote groep

96
Q

Wat is een natuurlijke muscarine antagonist? Welke functionele groep is typisch voor deze molecule?

A

Atropine: Tropaanring

97
Q

Hoe groot is de afstand tussen de N en de esterfunctie bij muscarine antagonisten?

A

5A

98
Q

Wat is er aangepast in de structuur van scopolamine tov atropine? Wat is de functie van deze groep?

A

Er is een epoxide ingevoerd: dit zorgt ervoor dat er een meer selectieve verbinding bekomen wordt. Het heeft niks te maken met de ionisatie van N, maar wel met het feit dat die epoxide extra interacties kan aangaan met de receptor. Het is een regiedere structuur dus er is minder entropieverlies bij binding aan de receptor.

99
Q

Welke verschillende klassen van muscarine-antagonisten onderscheiden we?

A
  • Solanaceae alkaloiden en synthetische analogen
  • analogen met een gewijzigde tropaanring
  • analogen zonder esterfunctie
  • andere muscarine antagonisten
100
Q

Wat is de pKa van de aminefunctie in de tropaanring van atropine? Wat is het gevolg?

A

9,5: bij fysiologische pH zal het bijna 100% geprotoneerd zijn

101
Q

Waarom is het nuttig om van atropine ammoniumzouten analogen te maken? Geef 2 voorbeelden

A

Ammoniumzouten zullen onafhankelijk van pH ALTIJD een positief geladen N hebben. Dit maakt het mogelijk dat de verbinding niet door de BHB kan en daar geen muscarine receptoren kan antagoneren, ze zullen enkel perifeer werken.
Bv. Methylatropine en methylscopolamine

102
Q

Welke functionele groep is een bio-isosteer van fenylring?

A

Thiofeen bv. Tiotropium

103
Q

Geef voorbeelden van geneesmiddelen die muscarine antagonisten zijn die afgeleid zijn van atropine:

A

Methylatropine
Scopolamine
Methylscopolamine
Ipratropium
Tiotropium
Homatropine
Butylhyoscine

104
Q

Wat is een pyperidinering?

A

Een 6 ring (heterocycisch) met 1 keer een N

105
Q

Welke indicatie hebben acetylcholinesterase inhibtoren?

A

Myastenia gravis

106
Q

Wat is myastenia gravis?

A

Het is een auto-immuunziekte waarbij er antilichamen aangemaakt worden tegen nicotinereceptoren waardoor deze thv de skeletspieren onvoldoende functioneel zijn.

107
Q

Wat zijn indicaties van muscarine agonisten?

A

Alzheimer
Blaas en darmatonie
Glaucoom

108
Q

Wat zijn de indicaties voor muscarine-antagonisten?

A

COPD
Maagulcus
Parkinson
Spasmolyticum

109
Q

Welk type muscarine receptoren zijn verantwoordelijk voor samentrekken van luchtwegen?

A

M3

110
Q

Welke selectiviteit is het beste voor muscarine antagonisten voor de behandeling voor COPD?

A

Selectief voor M3 en M1 receptoren maar niet voor M2 receptoren.

111
Q

Met welke 3 enzymen dat het acetylcholinesterase zijn reactie uitvoeren?

A

Via een katalytische triade van serine, Histidine en aspartaat

112
Q

Welke 2 types cholinesterase inhibtoren bestaan er?

A

Reversibele en irrversibele

113
Q

Welke 2 functionele groepen zijn typisch bij irreversibele acetylcholinesterase inhibitoren?

A

Carbamaten en fosfaten

114
Q

Wat zijn de nevenwerkingen van acetylcholinesterase inhibitoren voor de behandeling van alzheimer?

A

Misselijkheid, braken, gewichtsverlies, hyperventilatie, bradycardie, overmatig zweten

115
Q

Welke neurotransmitter zal er binden op de adrenerge receptoren?

A

Noradrenaline

116
Q

Welke neurotransmitter is verwant aan noradrenaline?

A

Dopamine

117
Q

Leg de synthese van noradrenaline uit

A

Noradrenaline zal gesynthetiseerd worden vanuit tyrosine dat uit de voeding opgenomen wordt en via actief transport opgenomen wordt. Via het tyrosine hydroxylase wordt het omgezet tot L-DOPA. Dit L-DOPA wordt via een carboxylase omgezet tot dopamine.
In de dopaminerge neuronen is dit het eindproduct.
Voor de adrenerge neuronen zal dopamine opgenomen worden in vesikels en daar verder omgezet worden tot noradrenaline via een B-hydroxylase.
Tenslotte kan er via het methyltransfere adrenaline gesynthetiseerd worden.

118
Q

Wat is een toepassing waarvoor adrenaline gebruikt wordt en wat is het effect?

A

Adrenaline wordt gebruikt in de epipen bij allergische reacties. Het zal hierbij binden op Beta2-receptoren en zorgen voor een bronchodilatatie.

119
Q

Welke structurele veranderingen treden op tijdens de synthese van noradrenaline?

A

Tyrosine —> L-DOPA: invoering van -OH op de meta positie
L-DOPA —> dopamine: verwijdering van COOH groep
Dopamine —> noradrenaline: invoering van -OH groep op de B-koolstof
Noradrenaline —> adrenaline: invoering van een -CH3 groep op de aminegroep

120
Q

Wat is de snelheidsbepalende stap tijdens de vorming van noradrenaline?

A

De omzetting van tyrosine naar L-DOPA

121
Q

Waar komen de adrenerge receptoren voor in het neuronsysteem?

A

Alle 4 komen ze postsynaptisch voor
Uitzondering: alfa 2 receptoren komen ook presynaptisch zijn.

122
Q

Welke onderverdeling kan gemaakt worden bij de alfa-2 receptoren presynaptisch? Leg uit

A

Autoreceptoren: zal geactiveerd worden door een neurotransmitter dat door datzelfde neuron vrijgesteld wordt.
Heteroreceptoren: zal geactiveerd worden door een neurotransmitter die wordt vrijgesteld door naburige zenuwcellen

123
Q

Verklaar hoe het komt dat sommige liganden meer selectiviteit vertonen voor B-receptoren dan voor alfa-receptoren:

A

Liganden die een grotere substituent hebben op de aminegroep zullen selectiever binden op de B-receptoren omdat zij een grotere bindingsplaats hebben voor deze groepe;

124
Q

Geef een volgorde qua bindingsspecificiteit op de B-receptor en de alfa-receptor met ADR, NOR en ISOPRENALINE

A

B-receptor: ISO > ADR > NOR
alfa - receptor: NOR > ADR > ISO

125
Q

Hoe ziet de structuur van isoprenaline eruit?

A

Adrenaline met ipv -CH3 een isopropylgroep op de aminegroep

126
Q

Hoe ziet de structuur van fenylefrine eruit?

A

Adrenaline met de -OH in PARA positie verwijderd

127
Q

Tot welke klasse behoort fenylefrine?

A

Alfa-receptor agonist

128
Q

Tot welke klasse behoort isoprenaline?

A

B-receptor agonist

129
Q

Welke 2 enzymen zijn er verantwoordelijk voor de afbraak van noradrenaline?

A

MAO = mono-amine-oxidase (A en B)
COMT = catechol-O-methyltransferase

130
Q

Welke structurele verandering zal MAO aanbrengen aan NOR?

A

Oxidatieve Deaminatie: de aminegroep verwijderen en omzetten tot een aldehyde.

131
Q

Welke cofactor gebruikt MAO?

A

Pyridoxalfosfaat

132
Q

Welke structurele verandering brengt COMT aan?

A

Zal de -OH in meta positie methyleren

133
Q

Wat is een belangrijk metaboliet van NOR door inwerking van de afbraakenzymen?

A

3-methoxy-4-hydroxymandelzuur

134
Q

Waar bevinden zich MAO-A inhibtoren?

A

Ze zitten verankerd in de membranen van mitochondriën

135
Q

Welk MAO-isoenzyme is verantwoordelijk voor de afbraak van NOR?

A

MAO-A

136
Q

Welke molecule wordt gebruikt als inhibitor van het tyrosine hydroxylase? Hoe ziet deze molecule eruit?

A

Alfa-methyltyrosine: tyrosine met op de alfa C een extra methylgroep

137
Q

Welke molecule kan gebruikt worden als inhibitor van het decarboxylase? Hoe ziet deze structuur eruit?

A

Alfa-methyldopa: L-DOPA met op de alfa C een extra methylgroep

138
Q

Op welke 2 manieren kan alfa-methyldopa zorgen voor een verlaging van de bloeddruk?

A
  1. Het is een inhibitor van het decarboxylase waardoor er minder NOR zal aangemaakt worden en dus ook minder NOR beschikbaar is om in te werken op de alfa adrenerge receptoren. Aangezien de bloedvaten vooral alfa adrenerge bezenuwd zijn en stimulatie van alfa receptoren zorgt voor vasoconstrictie, zal er in het geval van te weinig NOR minder vasoconstrictie optreden en dus een bloeddrukverlaging.
  2. Alfa-methyldopa dient ook als substraat van het B-hydroxylase: het kan dus omgezet worden tot alfa-methylnoradrenaline. Deze stof heeft een zekere selectiviteit voor de presynaptische alfa2 receptoren waardoor deze het signaal zullen geven dat er voldoende NOR aanwezig is en zal dus minder NOR produceren. Dit leidt opnieuw tot vasodilatatie.
139
Q

Wat is de indicatie van Disulfiram?

A

Gebruikt bij alcoholverslaafden die willen afkicken

140
Q

Leg de werking van Disulfiram uit

A

Disulfiram zal ervoor zorgen dat alcohol minder goed gemetaboliseerd wordt en dat metabolieten zullen accumuleren.
Indien ze dan toch alcohol drinken, zullen ze zich slecht voelen.

141
Q

Wat zijn indirecte sympathicomimmetica?

A

Het zijn stoffen die de werking van NOR en ADR zullen nabootsen

142
Q

Geef voorbeelden van indirecte sympathicomimmetica

A

Amfetamines
Efedrine
Tyramine

143
Q

Geef voorbeelden van indirecte sympathicomimmetica

A

Amfetamines
Efedrine
Traminer

144
Q

Wat zijn de werkingsmechanismen van amfetamine?

A

Ze stimuleren de vrijstelling van NOR
Ze inhiberen de re-uptake van NOR presynaptisch
Ze inhiberen het MAO
—> op deze manier zal de concentratie van NOR in de synaps verhoogt zijn

145
Q

Met welke klasse van GM moeten patienten oppassen tijdens het gelijktijdig gebruik met tyramines? Waarom?

A

MAO inhibtoren: tyramine wordt ook gemetaboliseerd door MAO-A. Indien er tyramine aanwezig is, zal het in competitie treden met NOR voor de afbraak door MAO-A en zal er dus minder tyramine afgebroken worden en meer circuleren. Dit zorgt voor een vasoconstrictie en dus verhoging van de bloeddruk.

146
Q

Wat is een mogelijk isomeer van efedrine? Hoe ziet deze molecule eruit? Waarvoor wordt de verbinding gebruikt?

A

Pseudo-efedrine: ADR zonder de -OH op de fenylring en met een extra methylgroep naar voor gericht!
—> het wordt gebruikt in neussprays om de bloedvaten in de neus te vernauwen

147
Q

Naar welke molecule kan pseudo-efedrine makkelijk omgezet worden? Op welke manier gebeurt dit?

A

Methamfetamine: dit gebeurt door de -OH groep op de B-koolstof te reduceren.

148
Q

Hoe noemt de geneesmiddelenklasse die de reuptake van NOR door de presynaptische neuronen inhibeert?

A

Reuptake-inhibitoren

149
Q

Welke geneesmiddelen worden vooral ingezet als reuptake inhibitoren?

A

Anti-depressiva

150
Q

Met welke andere klasse van geneesmiddelen kan je reuptake inhibtoren structureel vergelijken en waarom?

A

B-blokkers door hun aryloxypropanolaminestructuur

151
Q

Welke conformatie van NOR is het meest waarschijnlijk om te binden op de receptoren?

A

De transconformatie: de catecholring en de aminefunctie liggen zo ver mogelijk uit elkaar

152
Q

Wat is een catecholring?

A

Een benzeenring met 2 -OH groepen in para en meta positie

153
Q

Welke 2de conformatie van NOR is ook nog gunstig voor binding aan de adrenerge receptoren?

A

Gauche conformatie

154
Q

Wat is de afstand tussen het midden van de fenylring van NOR en de aminefunctie in de TRANS conformatie?

A

5,11 A

155
Q

Wat is de afstand tussen de aminefunctie en de -OH groep op de B-koolstof van NOR?

A

2,85 A

156
Q

Wat is de afstand tussen het midden van de fenylring van NOR en de OH groep op de B-koolstof?

A

3,68 A

157
Q

Wat is de afstand tussen het midden van de fenylring van NOR en de aminefunctie in de GAUCHE conformatie?

A

deze is kleiner dan bij de transconformatie, nl. 3,79 A

158
Q

Welke interacties zijn belangrijk bij binding van ADRENALINE aan de receptor?

A
  • OH-groepen op de fenylgroep zullen een H-brug vormen met 2 serine residuen: SER 207 en SER 204 in helix 5
  • Ionische interactie met positief geladen N en ASPARTAAT - 113 in helix 3
  • van der Waals interacties tussen de fenylring en FENYLALANINE-290 in helix 6
  • H-brug tussen de OH groep op B-koolstof en ASPARAGINE-293 in helix 6
159
Q

Welke helixen zijn betrokken in de interactie van ADRENALINE met de receptor?

A

Helix 5, 3 en 6

160
Q

Welk isomeer is het meest actief van ADR en NOR?

A

S-isomeer

161
Q

Wat is een algemeen structureel kenmerk voor alfa 1 agonisten?

A

De -OH groepen op de catecholring zijn gemodificeerd.

162
Q

Welke 2 stoffen zijn selectieve alfa 1 agonisten?

A

Fenylefrine en methoxamine

163
Q

Welke 2 stoffen zijn selectieve alfa 2 agonisten?

A

Tramazoline en alfa-methylnoradrenaline

164
Q

Wat is de functie van de alfa-1 receptoren?

A

Ze geven bij stimulatie aanleiding tot vasoconstrictie en bloeddrukverhoging.

165
Q

Wat is de functie van alfa 2 receptoren?

A

Postsynaptisch gaan ze de heropname van NOR stimuleren en leiden tot verminderde vrijstelling van NOR uit de vesikels.
Presynaptisch gaan ze gestimuleerd worden door ADRENALINE en aanleiding geven tot vasoconstrictie.

166
Q

Leg het verschil in werkingsmechanisme uit tussen alfa 1 en alfa 2 receptoren: wat is het gevolg?

A

Het zijn beide GPCR:
Alfa 2 receptoren zullen aanleiding geven tot opening van Ca-kanalen in de celmembraan: dit leidt tot influx van calcium. Dit zal zorgen voor contractie van de gladde spiercellen in de bloedvaten.
Alfa 1 receptoren hebben 2 mechanismen: enerzijds ook het openen van calciumkanalen en anderzijds zorgt stimulatie van de alfa 1 receptoren voor activatie van fosfolipase C dat PIP2 zal omzetten tot IP3 en DAG. Dit IP3 zal zorgen voor vrijstelling van Ca uit opslagplaatsen.

Gevolg: effect van alfa 2 receptoren kan je tegenwerken door gebruik van Calciumblokkers, maar bij alfa 1 receptoren niet volledig!