#WS5 - H10 Flashcards

1
Q

sociale identiteit

A

de identiteit zoals die tot uiting komt in het lidmaatschap van een groep
[dit bepaalt iemands zelfbeeld]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar gaat de optimale distinctiviteitstheorie van uit?

A

dat mensen een evenwicht zoeken tussen uniek zijn en ergens bij horen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociale facilitatie

A

als de aanwezigheid van anderen een stimulerende invloed heeft op de prestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale inhibitie

A

wanneer de aanwezigheid van anderen de eigen prestatie negatief beïnvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar zijn prestaties afhankelijk van

A

het arousalniveau [opwinding] en de moeilijkheidsgraad van de taak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe kan arousal ontstaan?

A
  • de alertheid in aanwezigheid van anderen
  • de angst voor het oordeel van anderen
  • de afleiding die optreedt door de aanwezigheid van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

social loafing [sociaal lanterfanten]

A

hoe groter de groep hoe minder hard de deelnemers hun best doen
[geconstateerd bij eenvoudige taken]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

groepsdenken

A

de beslissing die men in een groep neemt, is lang niet altijd de beste, omdat men het soms veel te graag eens wil worden
[vooral in groepen met een sterke cohesie]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe kan groepsdenken voorkomen worden

A
  • blijf als leider neutraal
  • ga op zoek naar externe meningen
  • creëer subgroepen
  • vraag om anonieme meningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

groepspolarisatie

A

een groep heeft de neiging een radicalere koers te varen dan een individueel groepslid

  • sociale-vergelijkingstheorie; mensen letten op de standpunten van anderen in de groep
  • overredende argumentatie; men hoort nieuwe argumenten in een groepsdiscussie die het oorspronkelijke eigen standpunt ondersteunen -> wordt versterkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

trekken

A

trekken zijn stabiele persoonlijkheidskenmerken waarvan men aanneemt dat ze zich in het individu bevinden en die in verschillende omstandigheden een leidraad vormen voor zijn of haar gedachten en handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functies die behaald moeten worden in een groep

A

goal achievement; het halen van het doel van de groep

group maintenance; de interne psychologische functie van het in stand houden van de groep als groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

taakgericht leiderschap

A

het richting geven bij het bereiken van de groepsdoelen

[productie, realisatie doelstellingen]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

relatiegericht leiderschap [sociaalgericht leiderschap]

A

activiteiten die erop gericht zijn dat de groep in stand blijft
[bemiddelen bij conflicten, zorgen voor een goede sfeer]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kahn & katz

2 basisvormen van leiderschap

A

werknemersgericht; nadruk op het welzijn van de medewerkers
[hogere productiviteit en meer tevredenheid van werknemers]

productiegericht; nadruk op dat het werk op tijd en correct wordt uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

[ohio state university -> stogdill & coons]

2 dimensies

A

structuurinitiatie; de mate waarin een leider zijn rol en die van werknemers definieert en structureert om doelen te bereiken

consideratie: de mate waarin iemands werkrelaties gekenmerkt worden door wederzijds vertrouwen en respect voor ideeën en gevoelens van werknemers

17
Q

situationeel leiderschap

A

bij een bepaalde situatie hoort een bepaald type leider

18
Q

ontwikkelingsniveau

A

de mate waarin mensen competent en betrokken zijn

19
Q

transformationeel leiderschap

A

gericht op de belangrijke langetermijndoelen van een organisatie of gemeenschap en op het inspireren van mensen om die doelen te bereiken