#WS5 - H10 Flashcards
sociale identiteit
de identiteit zoals die tot uiting komt in het lidmaatschap van een groep
[dit bepaalt iemands zelfbeeld]
waar gaat de optimale distinctiviteitstheorie van uit?
dat mensen een evenwicht zoeken tussen uniek zijn en ergens bij horen
sociale facilitatie
als de aanwezigheid van anderen een stimulerende invloed heeft op de prestatie
sociale inhibitie
wanneer de aanwezigheid van anderen de eigen prestatie negatief beïnvloed
waar zijn prestaties afhankelijk van
het arousalniveau [opwinding] en de moeilijkheidsgraad van de taak
hoe kan arousal ontstaan?
- de alertheid in aanwezigheid van anderen
- de angst voor het oordeel van anderen
- de afleiding die optreedt door de aanwezigheid van anderen
social loafing [sociaal lanterfanten]
hoe groter de groep hoe minder hard de deelnemers hun best doen
[geconstateerd bij eenvoudige taken]
groepsdenken
de beslissing die men in een groep neemt, is lang niet altijd de beste, omdat men het soms veel te graag eens wil worden
[vooral in groepen met een sterke cohesie]
hoe kan groepsdenken voorkomen worden
- blijf als leider neutraal
- ga op zoek naar externe meningen
- creëer subgroepen
- vraag om anonieme meningen
groepspolarisatie
een groep heeft de neiging een radicalere koers te varen dan een individueel groepslid
- sociale-vergelijkingstheorie; mensen letten op de standpunten van anderen in de groep
- overredende argumentatie; men hoort nieuwe argumenten in een groepsdiscussie die het oorspronkelijke eigen standpunt ondersteunen -> wordt versterkt
trekken
trekken zijn stabiele persoonlijkheidskenmerken waarvan men aanneemt dat ze zich in het individu bevinden en die in verschillende omstandigheden een leidraad vormen voor zijn of haar gedachten en handelingen
functies die behaald moeten worden in een groep
goal achievement; het halen van het doel van de groep
group maintenance; de interne psychologische functie van het in stand houden van de groep als groep
taakgericht leiderschap
het richting geven bij het bereiken van de groepsdoelen
[productie, realisatie doelstellingen]
relatiegericht leiderschap [sociaalgericht leiderschap]
activiteiten die erop gericht zijn dat de groep in stand blijft
[bemiddelen bij conflicten, zorgen voor een goede sfeer]
kahn & katz
2 basisvormen van leiderschap
werknemersgericht; nadruk op het welzijn van de medewerkers
[hogere productiviteit en meer tevredenheid van werknemers]
productiegericht; nadruk op dat het werk op tijd en correct wordt uitgevoerd