#WS4 - H9 Flashcards
sociale psychologie
het vakgebied waarin wordt onderzocht op welke wijze individuen elkaar beïnvloeden
sociale psychologen zijn benieuwd naar de onderlinge relaties tussen de persoon en de situatie; naar de wijze waarop de individuele persoonlijkheid en het karakter van invloed zijn op het gedrag in de sociale omgeving, en ook naar de manier waarop persoonlijkheid en karakter op hun beurt worden beïnvloed door factoren in de sociale situatie.
situationisme
dit gaat ervan uit dat de externe omgeving, of de gedragsmatige context, onze gedachten, gevoelens en gedragingen op een subtiele, maar krachtige manier kan beïnvloeden
dispositionalisme
de neiging gedrag aan interne individuele factoren toe te schrijven zoals genen, persoonlijkheidstrekken en karaktereigenschappen.
sociale rol
een sociale rol is een sociaal gedefinieerd gedragspatroon dat mensen in een bepaalde omstandigheid of groep dienen te vertonen
sociale normen
ongeschreven regels voor de manier waarop alle leden zich zouden moeten gedragen
schema
een schema is een groep verwante concepten die een algemeen conceptueel raamwerk bieden voor het begrijpen van onderwerpen, gebeurtenissen, voorwerpen, personen of situaties in het leven
script
een script is iemands kennis over de volgorde van gebeurtenissen en handelingen die van een bepaalde sociale rol in een bepaalde situatie wordt verwacht
kameleoneffect
de neiging om andere mensen te imiteren
asch effect
de sterke invloed van een groep op het oordeel van een individu
conformisme
de neiging van mensen om het gedrag en de meningen van andere groepsleden over te nemen
waarom conformeren mensen zich
- normatieve invloeden: ze willen geaccepteerd, goedgekeurd en aardig gevonden worden en niet worden afgewezen door de anderen
- informationele invloeden: correct willen zijn en willen begrijpen wat de juiste manier van handelen is in bepaalde situaties
groepsdenken
bij groepsdenken conformeren leden van de groep hun mening aan wat volgens ieder van hen de consensus van de groep is.
- dominante leider
- sterke cohesie in de groep
- gebrek aan normen waarin een zorgvuldige procedure is vastgelegd om bewijsmateriaal te verzamelen en te beoordelen
- homogeniteit van de sociale achtergrond en van de ideologie van de leden
- sterke druk als gevolg van externe dreiging
fundamentele attributiefout
de dubbele neiging om de kracht van de mens te overschatten en de kracht van de situatie te onderschatten
[de verklaring in de persoonlijkheid van een individu zoeken en niet in de externe gedragsmatige context]
helden
mensen die in staat zijn verzet te bieden tegen situationele krachten waarvoor hun groepsgenoten zwichten en die trouw blijven aan hun persoonlijke waarden [klokkenluiden]
omstander effect [bystander effect]
de kans op interventie neemt af naarmate de groep groter is
diffusie van verantwoordelijkheid
mensen die het gevoel hebben dat ze deel uitmaken van een grote groep potentiële hulpverleners
beloningstheorie van aantrekkingskracht
[reward theory of attraction]
stelt dat aantrekkingskracht een vorm van sociaal leren is
[nabijheid, gelijkenis, openheid en fysieke aantrekkelijkheid]
matching hypothese
de meeste mensen hebben echter vrienden en een partner die in grote lijnen even aantrekkelijk zijn als zijzelf
theorie over de verwachte waarde [expectancy-value theory]
de beslissing om wel of geen energie in een nieuwe vriendschap te steken, wordt bepaald door de waarde die we aan een ander toekennen afgezet tegen de verwachting dat de vriendschap inderdaad van de grond zal komen
cognitieve dissonantie
als mensen zich vrijwillig overgeven aan gedrag dat hen ongemak oplevert of dat anderszins botst met hun opvattingen en hun normen, ze in een bijzonder gemotiveerde psychische toestand belanden
[als iemand een tegenstrijdigheid [dissonantie] ervaart tussen zijn cognities en zijn gedrag, reduceert hij het conflict meestal door zijn denken, attitudes en waarden aan te passen aan zijn gedrag]
de driedimensionale theorie over liefde van robert Sternberg;
passie, intimiteit, toewijding
fundamentele attributiefout [fundamental attribution error FAE]
de neiging om bij het interpreteren van gedrag van anderen enerzijds een overmatige nadruk te leggen op persoonlijke karaktertrekken, terwijl anderzijds de situationele invloeden worden geminimaliseerd
[vertekening/bias]
self serving bias
vertekening uit eigenbelang
vooroordeel
negatieve houdingen, overtuigingen en gevoelens tegenover een individu vanwege zijn of haar lidmaatschap van een bepaalde groep of categorie
[attitude]
discriminatie
negatieve actie tov een individu vanwege zijn of haar lidmaatschap van een bepaalde groep
[gedragspatroon]
dehumanisering
het psychologische proces waarbij de perceptie en cognities van anderen op zodanige wijze worden vertekend dat deze van hun menselijkheid worden beroofd en als volkomen anders en waardeloos worden afgeschilderd
stereotypedreiging
negatieve beïnvloeding van de prestaties die ontstaat wanneer iemand zich ervan bewust wordt dat van leden van zijn of haar groep wordt verwacht dat ze op een bepaald gebied slecht presteren