Woordjes N 1 Flashcards
1
Q
Beste Markus
A
Lieber Markus
2
Q
Beste Tina
A
Liebe Tina
3
Q
Hoe gaat het met je?
A
Wie geht es dir?
4
Q
Met mij gaat het goed.
A
Mir geht er gut.
5
Q
Ik ga naar de HAVO.
A
Ich gehe in die Realschule.
6
Q
Ik zit op het VWO.
A
Ich gehe aufs Gymnasium.
7
Q
Ik zit in de 2de klas.
A
ich gehe in die achte Klasse.
8
Q
de hobby
A
das Hobby
9
Q
Mijn hobby is.
A
Mein hobby ist.
10
Q
Mijn hobby’s zijn.
A
Mein Hobbys sind.
11
Q
voetballen
A
Fußball spielen
12
Q
computeren
A
am Computer spielen/ arbeiten
13
Q
graag
A
gern
14
Q
het liefst
A
am liebsten
15
Q
het huisdier
A
das Haustier