woordenschat tri 2 2 Flashcards
conflict, onenigheid
ZN: de onmin ( in onmin komen = in conflict komen)
zinloos, zonder doel
BN: doelloos
boos, kwaad
ZN: de nijd
BN: nijdig
vals lachen; spottend lachen
ZN: de grijns
WW: grijnzen
plagen, treiteren
WW: jennen
razen, brullen, schelden
WW: briesen
BN: briesende
klein en onbelangrijk; miezerig
BN: nietig (klein en nietig)
uitgangspunt waarmee je iets benadert; benadering
ZN: de invalshoek
al lange tijd bestaand en bekend
gevestigde waarden
traditionele opvattingen en afspraken (regels)
ZN: de conventie
BN: conventioneel
geheimzinnig en onverklaarbaar
ZN: de mystiek
BN: mystiek
dat wat iemand onophoudelijk in zijn gedachten bezighoudt;
dwanggedachte
ZN: de obsessie
BN: obsessief, geobsedeerd
de functie in een restaurant van
iemand die zich gespecialiseerd heeft in wijn
de sommelier
vol heimwee naar vroeger
ZN: de nostalgie
BN: nostalgisch
bijna niet merkbaar; verfijnd
ZN: de subtiliteit
BN: subtiel