woordenschat 2 Flashcards
1
Q
afgebeeld in hoofdtrekken, in een vereenvoudigde, maar karakteristieke vorm
A
BN: gestileerd
2
Q
zo gewoon dat het vervelend is
A
ZN: de banaliteit
BN: banaal
3
Q
bibberen; griezelen; terugdeinzen; een rilling door je lichaam voelen gaan
A
BN: huiveringwekkend
WW: huiveren
4
Q
snel en pienter
A
BN: gevat