woordenschat trimester 2 Flashcards

1
Q

grillig, vreemd en lachwekkend

A

BN: grotesk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bekend voor slechte eigenschappen bv. moordenaar

A

BN: berucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

onzin vertellen

A

ww: raaskallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

populair zijn (in trend)

A

zegswijze: in trek zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kalmeren

A

zegswijze: tot bedaren komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aangeslagen, in de war

A

BN: ontredderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

tot problemen leiden

A

zegswijze: de das omdoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een situatie waarin iets een bepaald gevolg heeft, terwijl dat gevolg op zijn beurt het eerstgenoemde verschijnsel in stand houdt of versterkt

A

uitdrukking: vicieuze cirkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

drukte, gedoe

A

ZN; de heisa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

boos maken

A

uitdrukking: op stang jagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

scherpsnijdend, als een zweepslag

A

ZN: de striem
BN: striemend
WW: striemend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

somber, bedroefd

A

BN: bedrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

grijs en vaal

A

BN: grauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behoorlijk, krachtig, flink

A

BN: duchtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aanraken => onrust veroorzaken

A

ZN: de beroering
BN: beroerd
WW: beroeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

luid geschreeuw en veel lawaai

A

ZN: het misbaar

17
Q

heel erg verbaasd en in de war

A

ZN: de verbijstering
BN: verbijsterd
WW: verbijsteren

18
Q

maagdelijk, onbesmet, smetteloos

A

BN: onbezoedeld

19
Q

ergens op letten

A

uitdrukking: ergens acht op slaan

20
Q

handig en snel door veel oefening, kundig

A

BN: bedreven

21
Q

beginnen te zien, horen, ruiken of voelen

A

ZN: de gewaarwording
WW: gewaarworden

22
Q

dreigend, wat het gevoel geeft dat er iets ergs gaat gebeuren

A

BN: onheilspellend

23
Q

zonder te aarzelen, resoluut

A

ZN: de vastberadenheid
BN: vastberaden

24
Q

niet bewust van mogelijke gevaren

A

BN: argeloos

25
Q

benauwend, beangstigend

A

ZN: de beklemming
BN: beklemmend
WW: beklemmen

26
Q

duidelijk makend dat iemand zich aan iets schuldig gemaakt heeft

A

BN: belastend