woordenschat trimester 2 Flashcards
grillig, vreemd en lachwekkend
BN: grotesk
bekend voor slechte eigenschappen bv. moordenaar
BN: berucht
onzin vertellen
ww: raaskallen
populair zijn (in trend)
zegswijze: in trek zijn
kalmeren
zegswijze: tot bedaren komen
aangeslagen, in de war
BN: ontredderd
tot problemen leiden
zegswijze: de das omdoen
een situatie waarin iets een bepaald gevolg heeft, terwijl dat gevolg op zijn beurt het eerstgenoemde verschijnsel in stand houdt of versterkt
uitdrukking: vicieuze cirkel
drukte, gedoe
ZN; de heisa
boos maken
uitdrukking: op stang jagen
scherpsnijdend, als een zweepslag
ZN: de striem
BN: striemend
WW: striemend
somber, bedroefd
BN: bedrukt
grijs en vaal
BN: grauw
behoorlijk, krachtig, flink
BN: duchtig
aanraken => onrust veroorzaken
ZN: de beroering
BN: beroerd
WW: beroeren
luid geschreeuw en veel lawaai
ZN: het misbaar
heel erg verbaasd en in de war
ZN: de verbijstering
BN: verbijsterd
WW: verbijsteren
maagdelijk, onbesmet, smetteloos
BN: onbezoedeld
ergens op letten
uitdrukking: ergens acht op slaan
handig en snel door veel oefening, kundig
BN: bedreven
beginnen te zien, horen, ruiken of voelen
ZN: de gewaarwording
WW: gewaarworden
dreigend, wat het gevoel geeft dat er iets ergs gaat gebeuren
BN: onheilspellend
zonder te aarzelen, resoluut
ZN: de vastberadenheid
BN: vastberaden
niet bewust van mogelijke gevaren
BN: argeloos
benauwend, beangstigend
ZN: de beklemming
BN: beklemmend
WW: beklemmen
duidelijk makend dat iemand zich aan iets schuldig gemaakt heeft
BN: belastend