sprookjes Flashcards
1
Q
6 kenmerken van volwassensprookjes
A
- neemt plaats in tijd en omstandigheid van toebehoorders zelf
- personages die de toebehoorders vaak kennen
- sociale achtergrond van toebehoorders
- mondeling overgeleverd
- van buitenwereld afgesloten in kleine landbouwgemeenschappen
- gruwelijk en niet bestemd voor kinderen
2
Q
5 kenmerken van kinder sprookjes
A
- aagepast aann kinderlijk ziel maar iet volledig
- nastrevenwaardige deugden
- christelijke motieven
- sociale elementen die actualiteit gaven verdwijnen
- minder complexe onderwerpen
3
Q
waar verdween de actualiteit in sprookjes voor kinderen
A
doordat ze werden neergeschreven, dus voor verschillende gemeenschappen kunnen ze nniet elke keer een andere verhaal schrijven
4
Q
vormkenmerken sprookjes
A
- stereotiepe personages geen tussenvormen
- de personages worden altijd tegenover elkaar gezet
- afmetingen worden overdreven
- vaak herhalingen zodat kinderen het makkelijker begrijpen
- emoties worden iet begrepen door kinderen dus het meisje huilde niet het meisje was verdrietig
5
Q
inhoudskenmerken
A
- overdaad aan pracht en praal
- wonderen als een simpel gegeven
- een goede afloop
6
Q
kenmerken volkssprookje
A
- bestaan al duizendenn jaren
- mondeling overgeleverd totdat neergeschreven
- niet gesitueerd in ruimte en tijd
- gruwelijk en voor volwassenen
- goede afloop
7
Q
kenmerken cultuursprookjes
A
- verzonnen door een schrijver die we kennen
- maar 1 versie van
- vaak ingewikkelder
- complexere personages
- diepere bedoeling goede wint nniet altijd
- geen echte wonderen