woordenschat test 1 Flashcards

1
Q

niet geneigd om zich door smeekbeden tot andere handelwijze te laten bewegen

A

BN: onverbiddellijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bewogen, chaotisch, opschudding verwekkend

A

ZN: het tumult
BN: tumultueus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

werkzaam, doeltreffend, krachtig

A

ZN: de efficiëntie
BN: efficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

omgeving waarin iets gebeurt, achtergrond

A

ZN: de setting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bioscoopfilm

A

ZN: de kaskraker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opzienbarend; als veel mensen over iets of iemand praten

A

BN: spraakmakend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

werkelijk; met de bedoelde, gunstige uitwerking

A

BN: effectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

pausekaart

A

hoi ga ierts klfds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

houding of gedrag waarbij je doet wat snel het meeste voordeel heeft

A

ZN: het opportunisme
BN: opportuun; opportunistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klein verschil; fijn onderscheid; schakering

A

ZN: de nuance
BN: genuanceerd
WW: nuanceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mensen gedwongen wegvoeren naar een plaats die ze niet willen; naar een strafkolonie brengen

A

BN: de deportatie
WW: deporteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

meer invloed of macht hebben dan de rest; overheersen, de baas spelen

A

BN: dominant
WW: domineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Plotwending

A

ZN: de plottwist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

die of dat zo beroemd is dat er nog steeds over gesproken wordt; beroemd, fabelachtig

A

ZN: de legende
BN: legendarisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

minder aantrekkelijk of minder goed maken

A

extra: afbreuk doen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bevallen, behagen, iemand sterk aantrekken

A

BN: bekoorlijk
WW: bekoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

onomstootbaar, waar niets tegenin te brengen is, zonder twijfel

A

BN: onwrikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de onderlinge stand van de sterren op een bep. ogenblik: onder een gelukkig gesternte geboren zijn bestemd voor geluk

A

ZN: het gesternte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

aankondigen, de wereld insturen, uitbrengen

A

ZN: de lancering
WW: lanceren

20
Q

Het fotograferen van bewegende voorwerpen.
Wetenschap van het fotograferen van animaties of geanimeerde wezens of voorwerpen in beweging met behulp van een filmcamera.

A

ZN: de cinematografie

21
Q

eigenaar van een herberg

A

ZN: de waard of vrouwlijk de waardin

22
Q

anders dan tevoren spreken of doen

A

EXTRA: uit een ander vaatje tappen

23
Q

uitstel om iets in orde te maken, adempauze, bedenktijd, kort uitstel

A

ZN: het respijt

24
Q

een betoog om een bepaald standpunt te verdedigen

A

ZN: het pleidooi
WW: pleiten

25
Q

met maar één mogelijke uitleg; ondubbelzinnig

A

BN: eenduidig

26
Q

aanvaller, bedreiger

A

ZN: de belager
WW: belagen

27
Q

Nakomelingen, kinderen, afstammelingen

A

ZN: de nazaat

28
Q

rustig en terughoudend, discreet, kalm

A

BN: ingetogen

29
Q

heel vervelend en naar; akelig, belabberd, ellendig

A

BN: beroerd

30
Q

erg slecht; boosaardig; goddeloos

A

BN: verderfelijk

31
Q

achterbaks; boosaardig; doortrapt; gemeen

A

ZN: de snoodaard
BN: snood

32
Q

overtreding, strafbaar feit

A

ZN: het vergrijp
WW: vergrijpen

33
Q

dapper, flink, heldhaftig, onbevreesd

A

BN: onversaagd

34
Q

onrechtmatige behandeling, moedwil, tirannie

A

ZN: de willekeur

35
Q

dictator

A

ZN: de potentaat

36
Q

gewild, begeerd

A

BN: gegeerd

37
Q

kwaad sprekend over of beledigend tegenover God; spottend met God

A

BN: godslasterlijk

38
Q

zichzelf overschattend, hautain, neerbuigend

A

ZN: de hoogmoed
BN: hoogmoedig

39
Q

iets doen of zeggen om een reactie uit te lokken

A

WW: tarten

40
Q

plotselinge en heftige boosheid

A

ZN: de drift
BN: driftig

41
Q

oproer onder schepelingen, ook figuurlijk gebruikt: opstand, oproer

A

ZN: de muiterij
WW: muiten

42
Q

plaats waar iets gebeurt

A

ZN: de locatie
WW: localiseren

43
Q

die of dat beelden of gedachten oproept

A

ZN: de suggestie
BN: suggestief
WW: suggereren

44
Q

droomachtig, liefelijk, schilderachtig

A

ZN: de idylle
WW: idyllisch

45
Q

vervelende gebeurtenis die plots plaatsvindt

A

ZN: het incident

46
Q

boeken, tijdschriften of films van slechte kwaliteit

A

ZN: de pulp

47
Q

iets toch doen dat je niet wilde of van plan was niet te doen

A

WW: zwichten