woordenschat thema 1 Flashcards

1
Q

ambitiëren

A

graag willen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zn ambitiëren

A

ambitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bn ambitiëren

A

ambitieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anarchie

A

toestand van ordeloosheid en ongehoorzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bn anarchie

A

anarchistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bravoure

A

durf, dapperheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

coherent

A

samenhangend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bv coherent

A

coherentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

werkwoord component

A

componeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

component

A

samenstellend deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

conceptueel

A

vast plan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zn concept

A

conceptueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

constateren

A

vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zn constateren

A

constatering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dagvaarding

A

officiële, schriftelijke oproeping om voor het gerecht te verschijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

werkwoord dagvaarding

A

dagvaarden

17
Q

hypothekeren

A

op de helling zetten

18
Q

zn hypothekeren

A

hypotheek

19
Q

ideologie

A

geheel van beginselen, denkbeelden van een stelsel

20
Q

bn ideologie

A

ideologisch

21
Q

incapabel

A

onbekwaam

22
Q

intentie

A

bedoeling, voornemen

23
Q

interpreteren

A

vertolken, uitleggen, toekennen van betekenis

24
Q

zn interpreteren

A

interpretatie

25
Q

kakofonie

A

onwelluidend kabaal

26
Q

memorabel

A

gedenkwaardig

27
Q

parameter

A

een in te stellen grootheid, meetbare eigenschap waarmee je kunt bepalen wat de eigenschap is

28
Q

prefereren

A

verkiezen

29
Q

propaganda

A

vaak misleidende informatie voor ideeën om mensen voor zich te winnen

30
Q

werkwoord propaganda

A

propageren

31
Q

satirisch

A

spottend, hekelend

32
Q

zn satirisch

A

satire

33
Q

substantie

A

stof, materie, hoofdzaak

34
Q

bn substantie

A

substantieel

35
Q
A