Woordenschat H3 opr 5 Flashcards
1
Q
Een duit in het zakje doen
A
Een bijdrage doen
2
Q
Geen cent te makken hebben
A
Helemaal geen geld (meer) hebben
3
Q
Geld in het laatje brengen
A
Geld verdienen
4
Q
Geld over de balk smijten (gooien)
A
Geld verspillen
5
Q
Geld speelt geen rol
A
Het doet er niet toe wat het kost
6
Q
Het is een dubbeltje op z’n kant
A
Het is onzeker hoe de zaak zal aflopen
7
Q
Het kwartje is gevallen
A
Het is doorgedrongen wat eigenlijk al lang duidelijk was
8
Q
Op grote voet leven
A
Veel geld uitgeven
9
Q
Pecunia non olet (geld stinkt niet)
A
Het maakt niet uit hoe je aan je geld komt, als je het maar hebt
10
Q
Van de hand in de tand leven
A
Meteen weer uitgeven wat je verdient