Woordenschat H3 opr 5 Flashcards

1
Q

Een duit in het zakje doen

A

Een bijdrage doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geen cent te makken hebben

A

Helemaal geen geld (meer) hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geld in het laatje brengen

A

Geld verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geld over de balk smijten (gooien)

A

Geld verspillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geld speelt geen rol

A

Het doet er niet toe wat het kost

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het is een dubbeltje op z’n kant

A

Het is onzeker hoe de zaak zal aflopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het kwartje is gevallen

A

Het is doorgedrongen wat eigenlijk al lang duidelijk was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op grote voet leven

A

Veel geld uitgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pecunia non olet (geld stinkt niet)

A

Het maakt niet uit hoe je aan je geld komt, als je het maar hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van de hand in de tand leven

A

Meteen weer uitgeven wat je verdient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly