Woordenschat H1 opr 3 Flashcards
1
Q
ofschoon
A
ondanks
2
Q
aan de hand van
A
doormiddel van
3
Q
onmiskenbaar
A
overduidelijk
4
Q
unicum
A
eenmalig
5
Q
kennelijk
A
blijkbaar
6
Q
forensisch
A
sporenonderzoek
7
Q
correspondeerde
A
overeenkwam
8
Q
uitsluitsel
A
bevestiging
9
Q
ten behoeve van
A
voor
10
Q
analyse
A
uit elkaar halen
11
Q
detecteren
A
vaststellen
12
Q
illustreert
A
weergeven
13
Q
geestelijk vader
A
de bedenker
14
Q
stereotiep
A
kenmerkend
15
Q
doeleinden
A
bedoelingen