Woordenschat H1 opr 3.2 Flashcards
1
Q
suggereerden
A
stelden voor (alsof); gaven de indruk of een idee
2
Q
cruciale
A
beslissende; doorslaggevende
3
Q
constructies
A
bouwsels; samenvoegingen
4
Q
profiel
A
karakteristiek; persoonsbeschrijving
5
Q
onwillekeurig
A
automatisch; niet bewust
6
Q
identiteit
A
eigen karakter; eigenheid
7
Q
potentiële
A
mogelijke; in aanleg
8
Q
coherente
A
samenhangende
9
Q
ontzegd
A
geweigerd; verboden