Woordenschat Blok 3 Flashcards

1
Q

Hilariteit

A

Algehele vrolijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

suggestief

A

beelden oproepend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Onthutsing

A

grote verbazing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vermaarde

A

beroemde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cognitie

A

processen verwant met denken, kennis-, om iets te leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

causaliteit

A

verband tussen oorzaak en gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

simultaan

A

gelijktijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

frappant

A

opmerkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fascinerend

A

boeiend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ontvankelijk

A

openstaand/gevoelig voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aperte

A

overduidelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

altruïsme

A

je handelwijze laten bepalen door de belangen van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ambivalente

A

tegenstrijdige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

arbitrair

A

willekeurig, eigenmachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bagatelliseren

A

als iets onbeduidends voorstellen of behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

buitenproportioneel

A

onevenredig, buitensporig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

criteria

A

beoordelingspunten, normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

dilemma

A

lastige keuze tussen twee onaangename zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

dispensatie

A

vrijstelling, ontheffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

dissidente

A

afwijkend, andersdenkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

zich distantiëren

A

(voorzichtig) afstand nemen

22
Q

discutabel

A

aanvechtbaar

23
Q

electorale

A

van/door (de) kiezers

24
Q

excentriek

A

buitenissig, zonderling

25
Q

faciliteren

A

mogelijk maken, beschikbaar stellen

26
Q

facultatief

A

niet verplicht, naar keuze

27
Q

flagrante

A

op schokkende wijze duidelijk, zonneklaar

28
Q

gereserveerde

A

afwachtend, terughoudend

29
Q

moreel

A

wat te maken heeft met hoe het hoort, wat betreft goed en kwaad

30
Q

marginale

A

onbelangrijk, onbetekenend

31
Q

nuancering

A

fijn onderscheid maken, afzwakken

32
Q

orthodoxie

A

streng vasthouden aan een bepaalde leer

33
Q

pretentieloos

A

eenvoudig, niet meer willen zijn dan het is

34
Q

reactionaire

A

zeer behoudend

35
Q

revitalisering

A

nieuw leven in blazen, weer op gang brengen

36
Q

vitaal

A

heel belangrijk, fundamenteel

37
Q

(een misstand) aan de kaak stellen

A

wijzen op het schandelijke ervan

38
Q

(iemand) afrekenen op (zijn beleid)

A

beoordelen naar zijn prestaties

39
Q

(iemand) met open vizier (bestrijden)

A

openlijk

40
Q

(iemand) onder curatele stellen

A

onder voogdij stellen ten aanzien van het beheer van middelen, gezegd van een (minderjarig) persoon, een bedrijf of instelling

41
Q

(iets) op de spits drijven

A

er tot het uiterste mee doorgaan, waardoor de tegenstellingen worden verscherpt

42
Q

afbreuk doen aan (de argumentatiekracht van het betoog)

A

verminderen

43
Q

een lans breken voor (iemand of iets)

A

het opnemen voor iemand of een bepaalde zaak

44
Q

het hoofd bieden aan (moeilijkheden)

A

weerstand bieden aan

45
Q

inherent zijn aan (politieke opvattingen)

A

van nature verbonden zijn met iets

46
Q

niets onverlet laten om (iets te bereiken)

A

alles in het werk stellen om

47
Q

op gespannen voet staan met (iemand of iets)

A

moeilijk samengaan met, niet overeenkomen met

48
Q

prat gaan op (zijn succes)

A

trots zijn op iets

49
Q

verschoond blijven van (die beschuldigingen)

A

niets te maken hebben met

50
Q

zich niets gelegen laten liggen aan (iemands kritiek)

A

zich niets aantrekken van

51
Q

zwaar tillen aan (een kwestie)

A

iets erg belangrijk vinden