French Apprendre 1 & 1 Flashcards
1
Q
la confiance en soi
A
het zelfvertrouwen
2
Q
le talent
A
de talent
3
Q
l’ambition (f)
A
de ambitie
4
Q
la qualité
A
de kwaliteit
5
Q
le caractére
A
het karakter
6
Q
la discipline
A
de discipline
7
Q
l’apprentissage (m)
A
het leerproces
8
Q
le test
A
de test
9
Q
l’inspiration (f)
A
de inspiratie
10
Q
inspirer
A
inspireren
11
Q
la passion
A
de passie
12
Q
le projet
A
het project
13
Q
être capable de
A
in staat zijn om
14
Q
se développer
A
zich ontwikkelen
15
Q
organiser
A
organiseren
16
Q
visiter
A
bezoeken
17
Q
collaborer
A
samenwerken
18
Q
prendre l’initiative (f)
A
initiatief nemen
19
Q
recevoir des commentaires
A
commentaar krijgen
20
Q
résoudre des problèmes
A
problemen oplossen
21
Q
s’adapter à
A
zich aanpassen aan
22
Q
être fort en
A
goed zijn in
23
Q
être mauvais en
A
slecht zijn in
24
Q
être motivé
A
gemotiveerd zijn
25
entreprenant
ondernemend
26
le héros, l'héroïne (f)
de held, de heldin
27
l'heroïque (f)
de heldendaad
28
le modèle
het rolmodel, het voorbeeld
29
la personnalité
de persoonlijkheid
30
le champion. la championne
de kampioen
31
s'engager
zich inzetten
32
la bonne cause
het goede doel
33
l'influence (f)
de invloed
34
risquer sa vie
zijn leven riskeren
35
lutter contre
strijden tegen
36
historique
historisch
37
créatif, créative
creatief
38
sportif, sportive
sportief
39
courageux, courageuse
dapper
40
motivant
motiverend
41
compétitif, compétitive
concurrerend
42
célèbre
beroemd
43
combatif, combative
strijdlustig
44
le meilleur, la meilleure
de beste
45
doué
talentvol
46
inventif, inventive
vindingrijk
47
malin
slim
48
intelligent
intelligent
49
ambitieux, ambitieuse
ambitieus
50
disponsible
beschikbaar
