Woorden H7 Flashcards

1
Q

Stiekem, heimelijk

A

Secretly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overschrijden

A

Geen respect, grenzen overgaan, overstep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De Schending

A

Er zitten tegenover (gekoppeld aan van), breach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Schenden

A

Rechten overtreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verwant aan/met

A

iemand die ongeveer dezelfde voorouders heeft als jij, related

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De eerbiediging

A

eerbied hebben voor formeel
Voorbeeld: je ouders eerbiedigen

2) accepteren en ernaar handelen
Voorbeelden: wettelijke regels eerbiedigen,
de laatste wens van je overleden vader eerbiedigen
Synoniemen: in acht nemen, naleven, navolgen,

3) voorzichtig omgaan met, niet aantasten
Voorbeeld: producten die het milieu eerbiedigen
Synoniemen: sparen, ontzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eerbiedigen

A

Respect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toezien op

A

Zorgen dat alles volgens de regels gebeurt, supervise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De verdenking

A

Suspicion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wangedrag

A

Slecht, vervelend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Beklemtonen

A

De nadruk leggen op, stress (I want to stress that….)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inzetten

A

iets ergens in plaatsen
(iemand) inschakelen (bij iets)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ingrijpend

A

Met groot effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorhanden zijn

A

Wat er is en wat je kan gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De inbreuk

A

niet houden aan, infringement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geoorloofd

A

Als iets mag, lawful

17
Q

Het hiaat

A

Plaats waar iets ontbreekt

18
Q

Het handvat

A

deel van een voorwerp dat je vastpakt

19
Q

De rechtvaardigheid

A

de overeenstemming met bepaalde ethische beginselen

20
Q

Nagaan

A

Onderzoeken

21
Q

De totstandkoming

A

keer dat iets tot stand komt, gaat bestaan

22
Q

Tot stand komen

A

Happend, created

23
Q

De vermenging

A

Gaat meer in elkaar op

24
Q

Verenigen

A

Alles samen als individu, sociedad

25
Q

Onwillekeurig

A

Onbewust

26
Q

Hinderlijk

A

Lastig vallen, adj

27
Q

Hinderen

A

Lastig vallen, werkwoord

28
Q

Verwarrend

A

Niet duidelijk, adj

29
Q

Verwarren

A

Niet duidelijk, confusing. Werkwoord

30
Q

Opwekken/oproepen

A

Naar boven komen, actief worden

31
Q

Gangbaar

A

Current, common

32
Q

Eenduidig

A

Hetzelfde, op hetzelfde manier

33
Q

Snoeien

A

Knippen, snijden

34
Q

Aanleren

A

Een gewoonte aanmaken

35
Q

Beamen

A

Formeel: iets klop, er mee eens zijn

36
Q

Veelzeggend

A

Overduidelijk, geen uitleg. Zonder woorden kan de betekenis achterhalen

37
Q

Uiteenlopen

A

Verschillende