Woorden 28C Flashcards
1
Q
satis (+gen)
A
voldoende
2
Q
secundum (+acc)
A
langs
na
volgens
3
Q
euismodi
A
van deze aard, zulke
4
Q
vastus
A
woest
wijd, uitgestrekt
5
Q
usquam
A
ergens
6
Q
brevi
A
in korte tijd
7
Q
nuper
A
onlangs
8
Q
corrumpo, corrupi, corruptus
A
bederven
omkopen
9
Q
admoneo, admonui, admonitus
A
waarschuwen
10
Q
privatus
A
(ambteloos) burger
11
Q
opera
A
moeite, inspanning
12
Q
latus
A
breed
wijd, uitgestrekt
13
Q
operam do, dedi (+dat)
A
zich moeite geven (voor/om) zich inspannen (voor/om)
14
Q
praecipio, praecipi, praeceptus
A
voorschrijven
15
Q
comparo
A
vergelijken, gereedmaken, verwerven