Herhaling moeilijke woorden (7) Flashcards
1
Q
donec
A
(+ind) zolang als
(+conj) totdat
2
Q
quod
A
omdat
(+conj) omdat (volgens mening van spreker)
dat/wat
3
Q
conficio, confeci, confectus
A
afmaken, volbrengen
doden, vernietigen
4
Q
discrimen, discriminis
A
onderscheid
gevaar
5
Q
integer, integra, integrum
A
niet aangeraakt, ongedeerd
6
Q
quisquis, quidquid
A
alwijze, alwaar
7
Q
peior, peioris
A
slechter
8
Q
fateor, fases sum
A
bekennen
9
Q
uro
A
verbranden, verteren
10
Q
offero, obtuli, oblatus
A
aanbieden
11
Q
quamvis+conj
A
hoewel
12
Q
mereor, meritus sum
A
(ver)dienen