WL_Les6_feedback Flashcards

1
Q

Welke soorten feedback zijn er?

A
  • Intrinsiek
  • Door zintuigen van de beweger geproduceerd (van binnen)
    Voorbeelden: visie (zicht), tast, gehoor, proprioceptie
  • Extrinsiek
    Door een externe bron geproduceerd (van buitenaf)
    Voorbeelden: coach, scorebord of scheidsrechter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de voor en nadelen van extinsrieke feedback

A

Voordelen:
- Foutcorrectie
- Motiverend
- posietief bekrachten ( gedrag)

Nadeel:
- Kan bewegers afhankelijk maken ( geen intinsrieke feedback
- Kan bewegers afschrikken / demotiveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke manieren kan je gebruiken om te vertellen WAT er in je feedback moet

A

-Knowledge of Performance / Knowledge of Results

  • Beschrijvend / Voorschrijvend
  • Error / Correct
  • Program / Parameter
  • Verwoorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor feedback krijg je bij Knowledge of Performance / Knowledge of Results

A

Performance: je krijgt feedback over hetgeen wat leidde tot de uitkomst

vb: ’In je landing moeten je armen voor je zijn”

Result: Je krijgt informatie over de uitkomst
vb: ’Je liep 12 minuten bij de 3km loop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor feedback krijg je bij Descriptive / Perspricptive

A

Beschrijven: Je beschrijft het probleem
vb: ’’Je schoot de bal met teveel spin’’

Voorschrijven: Je geeft een suggestie om het probleem op te lossen
vb: ’Wanneer je je armen hoger houdt is je dekking beter’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor feedback krijg je bij Error / Correct

A

Error: Je geeft feedback over iets wat fout gaat
vb: ‘’Je badmintonslag was te verkrampt’’

Correct: Je geeft feedback over iets wat goed gaat
Vb: ’Ik zie dat je vooruit gaat’’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de sandwich methode?

A

: Je zegt iets goeds over de beweging, dan iets wat beter kan, als laatste iets wat goed gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor feedback krijg je bij Program / Parameter

A

Program: Je geeft feedback over de vaste kenmerken van de beweging

vb: Land met je hoofd in het water

Parameter: Je geeft feedback over het aanpassen van variabele kenmerken

vb: Zet meer kracht op de polsstok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor feedback krijg je bij Verwoorden

A
  • Gebruik kort en krachtige feedback, geen overbodige informatie
  • Gebruik analogieën : ’Maak je zo krom als een banaan
  • Markeren van het bewegingsverloop: Begin en eindpunt van een (deel)beweging markeren
  • Effect van de beweging op de omgeving benadrukken
    vb:‘Duw de bok naar beneden
  • ‘Niet vermijden’
    Je bent niet recht in de trampoline’ ‘Je bent krom in de trampoline’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan je feedback overbrengen?

A

Auditief: vertellen of ritimische aanwijzingen (klanken)
Visueel: Video, spelstatistieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke fases heb je bij videofeedback?

A
  • Erkenningsfase: Wennen aan jezelf zien
  • Fout ontdekkende fase: Kritisch kijken naar beelde. aandachtspunten van docent zijn nodig
  • Fout herstellende fase: Je begrijpt hoe de fout is onstaan
  • Onafhankelijke fase: zelfstandig herkennen en corrigeren van fouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer geef je feedback

A
  • Niet gelijk na de poging
  • niet te laat na de poging
  • alleen na de poging als het een ervaren beweger is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe vaak feedback geven?

A

Beginner: veel feedback
Gevorderd: minder Feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly