WK 11 leerdoelen verslaving Flashcards
Je kunt de verschillende groepen verslavende middelen beschrijven.
4 opnoemen
- hallucigenen
- Opiodes
- Depressanten
- Stimulanten
Je kunt uitleggen welke biologische, socioculturele en genetische factoren een rol spelen bij het ontstaan van verslavingen
4 veelvoorkomende stappen naar verslaving
1 Exposure
2 Experimentation
3 Regular use
4 Abuse and dependence
> In general, early substance abuse predicts later use and a range of negative physical and psychological outcomes.
Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van middelenmisbruik tijdens de adolescentie beschrijven.
- Brein (3)
- risk taking
- Problem Behavior Syndrome
• Adolescent brain development ischaracterized by:
- Continuing growth: frontal lobe back‐to‐front
- Heightened novelty‐seeking
- Evolving self‐regulation
• Risk taking comes from competition between the brain‐based socio emotional and cognitive‐control networks.
• Problem Behavior Syndrome (Jessor)
= If adolescents are at risk for one problem behavior, they tend to be at risk for others.
Tolerantie
Het CZS wordt minder responsief voor stimulatie door drugs
Physical dependence
gevoeligheid voor ontwenningsverschijnselen
Withdrawal symptoms
ontwenningsverschijnselen: gevaarlijke lichamelijke en psychologische effecten door reductie of stopppen van drugs inname.
Psychological dependence
hunkering of compulsies naar het gebruik van drugs ondanks bewustzijn van gevaar
Addiction
chronische stoornis van compulsief drugs-zoekend gedrag en gebruik.
Verklarende modellen
Gateway hypothesis
Commen factors model
• Gateway hypothesis
= proposes that the use of drugs such as alcohol or marijuana act as a “gateway” to the use of “harder” drugs such as cocaine or methamphetamines.
• Common factors model
=assumes there is a non‐specific propensity to use drugs
Incentive-sesitization theory
Incentive‐sensitization theory
= effecten op brein en responsen op motivationele en belonings stimuli
= a multistage explanation of addiction focusing on
1) the effect of substances on brain function and
2) how altered brain function affects response to motivation and reward stimuli
2 Verklarende factoren voor het gebruik van drugs
- Conduct problems and depression occurring in childhood are significant risk factors for substance abuse.
- Self‐medication: using drugs to improve mood problems due to other disorders
Cognitive‐deficit model of addiction
repeated, chronic drug use results in abnormalities in the prefrontal cortex.
> moeilijker kunnen nemen van beslissingen
2 socioculturele factoren
ouders/peers
- Parental expectations and practices are a powerful influence on whether or not adolescents abuse substances.
- Peer attitudes supporting substance use, especially as teens enter high school, is associated with an increase in substance abuse.
Je kunt de verschillende groepen verslavende middelen beschrijven.
Inhalatiemiddelen
Onderdrukking van het CZS: intoxicatie van het lichaam voor enkele minuten.
- chemische dampen
- psychoactieve effecten
Soorten
- oplosmiddelen (benzine, lijm)
- spuitbusmiddelen (verfspray)
- nitrieten (proppers, snappers)
Hallicunatiemiddelen
neurologische werking
Hallicunatiemiddelen
Onderbreking tussen de wisselende stimulatie en niet-stimulatie van het CZS en serotonine-systeem.
- LSD
> onvoorspelbaar effect CZS
Opium
betekenis en neurologische werking
Opium en opiaten hebben een kalmerende en pijnstillende (verdovende) werking; tegelijk veroorzaken zij een algeheel geluksgevoel, een gevoel van verlost te zijn van de werkelijkheid
> heroïne
neurologische werking
= Opiaten binden zich aan receptoren. De natuurlijke stof endorfine bestrijdt pijn maar het wordt snel afgebroken.
> Heroïne wordt in het lichaam omgezet in morfine. De natuurlijke neurotransmitter endorfine wordt door de morfine geïmiteerd.
Anti-depressiva
neurologische werking
Alle groepen antidepressiva zorgen op korte termijn voor een toename van de hoeveelheid neurotransmitters (noradrenaline, serotonine en in geringere mate dopamine) in de synapsspleet.
> heropnameremming
Stimulanten
neurologische werking
vb. Speed
= verhoogt de concentratie dopamine en adrenaline in de synaps, blokkeert de heropname van beide neurotransmitters (en dus blijven deze langer actief in de synaps) en remt ook de werking van de monoamine-oxidase (MAO) enzymen die de neurotransmitters weer horen af te breken.
> Dit resulteert in (extreme) energie en een euforisch gevoel, totdat de drug is uitgewerkt.
> methamphetamine
.
.