Moeilijkste begrippen m Flashcards
Persoonlijkheidsstoornis
behandelingen gericht op mensen met borderline uitleggen.
- Dialectische gedragstherapie
- Dialectische gedragstherapie
= verbetering van het zelfbeeld.
Ook: emotieregulatie, assertiviteit, problem-solving, impulsiviteit en positieve gedachten.
Persoonlijkheidsstoornis
behandelingen gericht op mensen met borderline uitleggen.
2. Cognitieve gedragstherapie
- Cognitieve gedragstherapie
= STEPSS: System training for emotional predictability and problem solving.
- ook groepsinterventie
Persoonlijkheidsstoornis
behandelingen gericht op mensen met borderline uitleggen.
3. Transference-focused therapy
- Transference-focused therapy
= psychodynamische therapie. Verbeteren gedachten zelf en interpersoonlijke relaties.
Werkt voor afname: Suïcidaal gedrag, impulsiviteit, agressie en woede.
Persoonlijkheidsstoornis
behandelingen gericht op mensen met borderline uitleggen.
4. Mentalization Based therapy
- Mentalization Based therapy
=gericht op vermindering van emotionele gevoelens en onbegrip van anderen, na een jeugdtrauma.
Eetstoornis
risicofactoren
2 persoonlijkheidskenmerken
2 hersensystemen verstoord
persoonlijkheidskenmerken
- slechte emotieregulatie
- perfectionisme
hersensystemen
- hongerssysteem
- beloningssysteem
Gezondheidspsychologie
> Genderverschillen in copingsstrategieën: vrouwen
> door welk hormoon?
Vrouwen: tend to be friend > aansluiten sociale groepen voor ondersteuning Hormoon na stress: oxytocine > verzorgend gedrag vertonen en zoeken
Gezondheidspsychologie
Hypersomnia
Slaperigheid ondanks voldoende slaap
Een van de volgende: • Meerdere periode van slaap op een dag • Meer dan 9 uur slapen ‘s nachts • Moeilijk volledig wakker te zijn 3 dagen per week voor 3 maanden
Afwijkingen in het brein bij Schizofrenie
> vermindering grijze en witte massa
afwijkingen prefrontale cortex
afwijkingen hippocampus
Prefrontale cortex in verbinding met limbische systeem en basale ganglia. Daardoor beperkingen in het uiten van emoties, cognities en sociale interacties.
Positieve symptomen schizofrenie
- hallicunaties
- waanbeelden
- gedesorganiseerde gedachten
- abnormaal motorisch gedrag
Je kunt beschrijven wat de symptomen zijn van schizofrenie en verschillende stoornissen binnen het schizofreniespectrumstoornis onderscheiden.
- Type 1 en Type 2
- Driedeling
Type I en type II Crow (Crow, 1985)
> Positieve of productieve symptomen
> Negatieve symptomen
Driedeling (Liddle, 1987)
> Realiteitsstoornis
> Desorganisatie
> Negatieve symptomen
4 typen schizofrenie
- Paranoid: wanen en hallucinaties van paranoide e/o grandioze aard
- Gedesorganiseerd: Incoherentie in denken, spraak en gedrag; vlak of inadequaat affect
3. Katatoon: reageert niet op omgeving > Stupor > Opwinding > Rigiditeit > Manierismen > Echolalia > Echopraxia
- Ongedifferentieerd: mixed type
Dopamine en schizofrenie?
Mesolimbic pathway = hoogtepunten en beloning
> teveel dopamine kan leiden toch symptomen schizo
Prefrontal cortex
> te weinig dopamine leidt tot negatieve symptomen
= reductie motievatie
Je kunt de verschillende groepen verslavende middelen beschrijven.
4 opnoemen
- hallucigenen
- Opiodes
- Depressanten
- Stimulanten
Verslaving
Incentive-sesitization theory
Incentive‐sensitization theory
= effecten op brein en responsen op motivationele en belonings stimuli
= a multistage explanation of addiction focusing on
1) the effect of substances on brain function and
2) how altered brain function affects response to motivation and reward stimuli
Verslaving
Cognitive‐deficit model of addiction
repeated, chronic drug use results in abnormalities in the prefrontal cortex.
> moeilijker kunnen nemen van beslissingen
Je kunt de verschillende groepen verslavende middelen beschrijven.
Inhalatiemiddelen
Onderdrukking van het CZS: intoxicatie van het lichaam voor enkele minuten.
- chemische dampen
- psychoactieve effecten
Soorten
- oplosmiddelen (benzine, lijm)
- spuitbusmiddelen (verfspray)
- nitrieten (proppers, snappers)
Je kunt de verschillende groepen verslavende middelen beschrijven.
Hallucinatiemiddelen
Hallicunatiemiddelen
Onderbreking tussen de wisselende stimulatie en niet-stimulatie van het CZS en serotonine-systeem.
- LSD
> onvoorspelbaar effect CZS
Opium
betekenis en neurologische werking
Opium en opiaten hebben een kalmerende en pijnstillende (verdovende) werking; tegelijk veroorzaken zij een algeheel geluksgevoel, een gevoel van verlost te zijn van de werkelijkheid
> heroïne
neurologische werking
= Opiaten binden zich aan receptoren. De natuurlijke stof endorfine bestrijdt pijn maar het wordt snel afgebroken.
> Heroïne wordt in het lichaam omgezet in morfine. De natuurlijke neurotransmitter endorfine wordt door de morfine geïmiteerd.
Anti-depressiva
neurologische werking
Alle groepen antidepressiva zorgen op korte termijn voor een toename van de hoeveelheid neurotransmitters (noradrenaline, serotonine en in geringere mate dopamine) in de synapsspleet.
> heropnameremming
Stimulanten
neurologische werking
vb. Speed
= verhoogt de concentratie dopamine en adrenaline in de synaps, blokkeert de heropname van beide neurotransmitters (en dus blijven deze langer actief in de synaps) en remt ook de werking van de monoamine-oxidase (MAO) enzymen die de neurotransmitters weer horen af te breken.
> Dit resulteert in (extreme) energie en een euforisch gevoel, totdat de drug is uitgewerkt.
> methamphetamine
(Deel 1)
Risicofactoren omgeving en de gevolgen in het kind
Opvoeder:
- Minder sensitieve opvoeding
- Meer intrusief, controlerend
- Rigide ouderlijke opvattingen over zelfcontrole
- Meer overbeschermend
- Opvoeder: Minder sensitieve opvoeding
Kind: Meer negatieve affectiviteit
2.Opvoeder: Meer intrusief, controlerend
Kind: Minder zelfregulatie
3.Opvoeder: Rigide ouderlijke opvattingen over zelfcontrole (bv: jongens huilen niet, meisjes zijn mooi etc)
Kind: Meer problemen met zelfcontrole (kan zowel teveel of te weinig zijn)
4.Opvoeder: Meer overbeschermend
Kind: Meer inhibitie en Angstiger