WK 10 leerdoelen persoonlijkheidsstoornissen Flashcards

1
Q

Je kunt uitleggen wat een persoonlijkheidsstoornis is.

Vanuit verschillende theorieën:

  • Cognitieve theorie
  • Psychodynamische theorie
A

Cognitieve theorieën
= Persoonlijkheidsstoornis is een patroon van disfunctionele cognitieve schema’s en kernovertuigingen t.a.v. zelf, anderen en (coping)strategieen
Bijv.
‐ ik ben kwetsbaar
‐ andere mensen zijn niet te vertrouwen
‐ ik moet alert zijn en zoeken naar verborgen motieven, de ander beschuldigen en aanvallen

Psychodynamische theorieën
= gaat om de persoonlijkheidsstructuur (persoonlijkheidsorganisatie) die bepaald wordt door een dynamisch samenspel van verschillende factoren zoals: gehechtheid, mentaliserend vermogen, zelf‐object differentiatie, innerlijke representaties van object relaties, integratie van ‘good en bad’, gewetensontwikkeling, identiteit, niveau van afweer, ego‐sterktes en zwaktes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je kunt de drie clusters van persoonlijkheidsstoornissen benoemen.

  • clusters benoemen
  • persoonlijkheidsstoornissen per categorie benoemen
  • korte uitleg per persoonlijkheidsstoornis
A

Cluster A persoonlijkheidsstoornissen

- paranoïde persoonlijkheidsstoornis  = wantrouwend
- schizoïde persoonlijkheidsstoornis = teruggetrokken
- schizotypische persoonlijkheidsstoornis = vreemd, excentriek

Cluster B persoonlijkheidsstoornissen

  • antisociale persoonlijkheidsstoornis
    = gewetenloos
  • borderline persoonlijkheidsstoornis
    = instabiel
  • histronische (theatrale) persoonlijkheidsstoornis
    = aandacht
  • narcistische persoonlijkheidsstoornis
    = kwetsbaar zelfgevoel

Cluster C persoonlijkheidsstoornissen

  • ontwijkende persoonlijkheidsstoornis
    = schaamte
  • afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
    = ik kan het niet alleen
  • obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis
    = controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Je kunt concreet gedrag koppelen aan de diagnostische criteria van een persoonlijkheidsstoornis.

  • 5 Algemene criteria benoemen DSM 5
A

A. Deviance
= Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen dat afwijkt van cultuur, te zien op twee of meer terreinen (cognities, affecten, contact anderen, impulscontrole)

B. Consistente persoonlijkheidstrekken in flexibel en breed terrein van persoonlijke en sociale situaties

C. Disfunction
= Veroorzaakt lijden of beperkingen in functioneren

D. Stabiel en van lange duur

E. Niet anders te verklaren (andere stoornis of middel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je kunt beargumenteren hoe vooroordelen over persoonlijkheidsgedrag van mannen en
vrouwen de diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen kunnen beinvloeden.

A

??!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je kunt de drie clusters van persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.
Cluster A

A

Vreemd en excentriek

Symptomen lijken op schizofrenie 
Vaker bij mensen met familie schizofrenie 
Vreemde of vlakke emoties 
Vreemde spraak en gedachten, ervaringen 
Wantrouwen en achterdocht (paranoia)

Maar: het verlies van realiteitsbesef is niet zo sterk als bij psychotische stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je kunt de drie clusters van persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.
Cluster B

A

Drama, emoties

Manipulatief Explosief
Weinig oog voor de ander 
Impulsief 
Agressief 
Instabiel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je kunt de drie clusters van persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.
Cluster C

A

Angstig, geremd

Moeite met kritiek
Angst voor afwijzing
Angst voor controleverlies
Introvert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster A
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Ontstaan

  • Komt meer voor in families met schizofrenie
  • Is een erfelijke component
  • Zwakke relatie met schizofrenie, maar aanwijzing dat het wel meer voorkomt in families waar ook schizofrenie is

Klinisch beeld

  • Centrale aannames: anderen zijn niet te vertrouwen, belazeren me.
  • Omgang: moeizaam, ze zijn tiranniek, waakzaam, controlerend

Behandeling:

  • moeilijk, wantrouwen is groot.
  • Gericht op afname van angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster A
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Ontstaan

  • Onduidelijke relatie met schizofrenie
  • Meer mannen dan vrouwen

Klinisch beeld
= chronisch interesse te kort en vermijden interpersoonlijke relaties.
- Centrale aannames: anderen zijn me vreemd
Omgang: onverschillig, afstandelijk, humorloos
- Focus op bewustzijn eigen emoties en sociale vaardigheden

Behandeling

  • moeilijk, niet erg gemotiveerd, te stresserend.
  • Gericht op verbeteren sociale vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster A
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
  • kenmerken vallen onder 4 groepen
A

Ontstaan

  • sterke relatie schizofrenie
  • genetisch: een gen dat de NMDA-receptor reguleert lijkt geassocieerd met deze stoornis

Klinisch beeld

  • soicale isolatie
  • warrige spraak
  • afwijkingen in het werkgeheugen

Behandeling

  • zelfde medivatie schizofrenie
  • cognitieve therapieën

4 groepen:

  1. Paranoia of wantrouwen
  2. Betrekkingsideeen: iets gebeurt niet zomaar, heeft met hen te maken
  3. Vreemde overtuigingen en magisch denken
  4. Ongebruikelijke perceptuele ervaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster B
Antiosociale persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Ontstaan

  • Gedragsstoornissen als kind
  • Minachting sociale normen
  • Middelen‐ misbruik
  • Genetische factoren
  • Defecten in hersenen : minder serotonine in synaptische spleet -> impulsiever en agressiever
  • Misbruik in jeugd

Klinisch beeld

  • slechte interpersoonlijke relaties
  • delict pleging
  • herhaaldelijk en overmatig liegen

Behandeling
- Gericht op omgang in woede, agressie en impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster B
Bipolaire persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling : 4 behandelingen benoemen
A

Ontstaan

  • Meer vrouwen dan mannen
  • Prevalentie: 6%
  • Veel comorbiditeit (depressie,alcoholmisbruik, angst, fobia, PTSS, somatoforme st.)
  • Meer activiteit in Amgydala: stemmingswisselingen

Klinisch beeld
- instabiliteit in: zelfconcept, relaties, impulsiviteit, suïcide

Behandeling
Moeilijk behandelbaar

  • Hoge kans op suicide (75%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster B
Histrionische persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Onstaan

  • onbekend
  • verwacht: familie invloeden

Klinisch beeld

  • emotiewisseling
  • Overeenkomsten met BPS, maar niet zelfdestructief, gevoelens van leegte, of sterke verstoringen in relaties
  • Egocentrisch
  • Geen uitstel gratificatie
  • Afhankelijk
  • Veeleisend
  • Overdrijven lichamelijke klachten

Behandeling
= leren uiten van sociaal geaccepteerde manieren van emotie uiting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster B
Narcistische persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Ontstaan

  • veel tegenslag
  • fysiek mishandeld
  • getuigen mishandeling bij ouder(s)

Klinisch beeld

  • grandioosheid

Prevalentie: 8% (man) 5%(vrouw)

Behandeling
= realistisch zelfbeeld en verwachtingen, gevoeligheid verwachtingen van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster C
Vermijdende persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Ontstaan

  • genetisch
  • emotioneel verwaarloosd in jeugd

Klinisch beeld
- chronische angst voor afwijzing, weinig zelfvertrouwen, sociale remming
- negatieve affectiviteit e afstandelijkheid- overgevoelig voor wat de ander van ze denkt
- te zeer gericht op eigen lichamelijke gewaarwordingen
angst op te vallen (muurbloem)
- wel verlangen naar contact (i.t.t. schizoide PS)

Behandeling
= sociale trainingen, verbetering zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster C
Afhankelijk persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Ontstaan

  • meer vrouwen dan mannen
  • afgewezen door ouderfiguren en afhankelijk gedrag beloond
  • genetisch

Klinisch beeld

  • behoefte aan verzorging
  • angst om verlaten te worden
  • Vaak is autonoom gedrag subtiel

Behandeling
= makkelijk: behoefte aan goede band met therapeut. Gericht op beter zelfbeeld, trauma reductie, assertiviteit en autonomie

Lage prevalentie: 0,5%

17
Q

Je kunt het ontstaan, beloop en klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen beschrijven.

Cluster C
Obsessief Compulsieve persoonlijkheidsstoornis

  • ontstaan
  • klinisch beeld
  • behandeling
A

Ontstaan

  • Ouderfiguren stelden vaak te hoge eisen
  • meer mannen dan vrouwen
  • genetisch
  • verwaarloosd

Klinisch beeld

  • angst verstoring routinegedrag
  • obsessies mbt anderen (itt OCD)
  • verhoogde kans op depressie en angsten

Behandeling
= medicatie tegen angsten, routine doorbreken en gedachten opschrijven.

Hoge prevalentie: 7,9%

18
Q

4 behandelingen gericht op mensen met borderline uitleggen.

  1. Dialectische gedragstherapie
  2. Cognitieve gedragstherapie
  3. Transference-focused therapy
  4. Mentalization Based therapy
A
  1. Dialectische gedragstherapie
    = verbetering van het zelfbeeld.
    Ook: emotieregulatie, assertiviteit, problem-solving, impulsiviteit en positieve gedachten.
  2. Cognitieve gedragstherapie
    = STEPSS: System training for emotional predictability and problem solving.
    - ook groepsinterventie
  3. Transference-focused therapy
    = psychodynamische therapie. Verbeteren gedachten zelf en interpersoonlijke relaties.
    Werkt voor afname: Suïcidaal gedrag, impulsiviteit, agressie en woede.
  4. Mentalization Based therapy
    =gericht op vermindering van emotionele gevoelens en onbegrip van anderen, na een jeugdtrauma.
19
Q

Wat is de nieuwe benaming in de DSM5 voor een Theatrale Persoonlijkheidsstoornis (DSM4)

A

Histrionische Persoonlijkheidsstoornis

20
Q

Cluster A
Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

  • kenmerken vallen onder 4 groepen
A

4 groepen bij Schizotypische persoonlijkheidsstoornis:

  1. Paranoia of wantrouwen
  2. Betrekkingsideeen: iets gebeurt niet zomaar, heeft met hen te maken
  3. Vreemde overtuigingen en magisch denken
  4. Ongebruikelijke perceptuele ervaringen (hallicunaties)