Werkwoorden -- M-P Flashcards
1
Q
malen
A
maalde, maalden, gemalen, grind
2
Q
meten
A
mat, maten, gemeten, measure
3
Q
moeten
A
moest, moesten, gemoeten, must
4
Q
mogen
A
mocht, mochten, gemogen, may
5
Q
nemen
A
nam, namen, genomen, take
6
Q
prijzen
A
prees, prezen, geprezen, praise