Werkwoorden -- L Flashcards
1
Q
lachen
A
lachte, lachten, gelachen, laugh
2
Q
laden
A
laadde, laadden, geladen, load
3
Q
laten
A
liet, lieten gelaten, let
4
Q
lezen
A
las, lazen, gelezen, read
5
Q
liegen
A
loog, logen, gelogen, lie
6
Q
liggen
A
lag, lagen, gelegen, lay
7
Q
lijden
A
leed, leden, geleden, suffer
8
Q
lijken
A
leek, leken, geleken, to seem like