Werkw. 7-9 Flashcards
aggiungere (-ere)
toevoegen
allogiare (-are (iare))
logeren
avere freddo (onregelmatig)
kou hebben
baciare (-are (iare))
kussen
bastare (-are)
volstaan / genoeg zijn
cadere (-ere)
vallen
camminare (-are)
wandelen
corrispondere (-ere)
in overeenstemming zijn
decidere (-ere)
beslissen
diventare (-are)
worden
esistere (-ere)
bestaan
esplorare (-are)
exploreren
essere (onregelmatig)
zijn
fare (onregelmatig)
doen / maken
fare birdwatching (onregelmatig)
vogels bekijken
fare una foto (onregelmatig)
een foto nemen
fare sport invernali (onregelmatig)
wintersporten
fare un giro (onregelmatig)
onderweg zijn / een reis maken
fare una grigliata (onregelmatig)
barbecueën
fumare (-are)
roken
giocare a bocce (-are)
petanque spelen
giocare nella neve (-are)
in de sneeuw spelen
godersi (-ere (wederkerend))
genieten van
ignorare (-are)
negeren
lasciare (-are (iare))
verlaten / achterlaten
mettere in ordine (onregelmatig)
opruimen
morire (onregelmatig)
sterven
mostrare (-are)
tonen
nevicare (-are (ch))
sneeuwen
nuotare (-are)
zwemmen
organizzare (-are)
organiseren
osservare (-are)
bekijken
passare (-are)
doorbrengen
perdere (-ere)
verliezen
piovere (-ere)
regenen
portare (-are)
meebrengen / dragen
prendere il sole (-ere)
zonnebaden
preparare i bagagli (-are)
koffer pakken
prevedere (-ere)
voorzien
raccogliere (onregelmatig)
oogsten
raggruppare (-are)
regelen
ricapitulare (-are)
samenvatten
richiedere (-ere)
verzoeken
rilassare (-are)
ontspannen
rimanere (-ere)
blijven
riprovare (a) (-are)
nog eens proberen
ritornare (-are)
terugkeren
riuscire (onregelmatig)
slagen
salire (onregelmatig)
omhoog gaan / beklimmen
scoprire (-ire)
ontdekken
sedersi (-ere (wederkerend))
gaan zitten
seminare (-are)
zaaien
sistemare (-are)
opruimen
vietare (-are)
verbieden
vivere (-ere)
leven
abbaiare (-iare)
blaffen
accogliere (-ere)
ontvangen / welkom heten
accorgersi (-ere (wederkerend))
opmerken
assistere (a) (-ere)
deelnemen (aan)
augurare buona fortuna (-are)
geluk wensen
avere 22 anni (onregelmatig)
22 jaar zijn
avere caldo (onregelmatig)
warm hebben
avere fame (onregelmatig)
honger hebben
avere figli (onregelmatig)
kinderen krijgen
avere torto (onregelmatig)
ongelijk hebben
baciarsi (-are (iare/wederkerend)))
elkaar kussen
bere il prosecco (onregelmatig)
prosecco drinken
buttare via (-are)
weggooien
costruire (-ire (-isc-))
bouwen
dare del Lei (onregelmatig)
vousvoyeren
dare del tu (onregelmatig)
tutoyeren
darsi del tu (onregelmatig (wederkerend))
elkaar tutoyeren
eliminare (-are)
wegdoen / uitschakelen
fare festa (onregelmatig)
feesten
fare gli anni (onregelmatig)
verjaren
fare gli auguri (onregelmatig)
gelukwensen
fare tardi (onregelmatig)
te laat komen
fare trekking (onregelmatig)
wandelen
fare un brindisi (onregelmatig)
een toast uitbrengen
fare una domanda (onregelmatig)
een vraag stellen
fare una foto (onregelmatig)
een foto nemen
festeggiare (-are (iare))
vieren
gettare (-are)
werpen
indossare (-are)
antrekken (kleding)
laurearsi (-are (wederkerend))
afstuderen
mangiare la torta (-are)
taart eten
nascondere (-ere)
verbergen
ottenere (-ere)
krijgen
parcheggiare (-are (iare))
parkeren
prendere l’aereo (onregelmatig)
het vliegtuig nemen
prendere un aperitivo (onregelmatig)
aperitieven
preparare un dolce (-are)
een dessert maken
ricevere regali (-ere)
geschenken krijgen
ricostruire (-ire (-isc-))
reconstrueren
riferirsi (a) (-ire (-isc-))
betrekking hebben op / verwijzen naar
rilassarsi (-are (wederkerend))
zich ontspannen
scattare / prendere / fare una foto (-are)
een foto nemen
sembrare (-are)
lijken
sepgnere le candeline (-ere)
kaarsjes uitblazen
sorprendere (-ere)
verrassen
spegnere (-ere)
blussen
sposarsi (-are (wederkerend))
trouwen
trasferirsi (-ire (wederkerend))
verhuizen
trasformare (-are)
transformeren / veranderen
travestirsi (come) (-ire (wederkerend))
zich verkleden (als)
andare bene (onregelmatig)
passen (kleren)
assaggiare (-are (iare))
proeven
assagiare (-are (iare))
proeven
bollire (-ire)
koken
cerchiare (-are (iare))
omringen
chattare (-are)
chatten
continuare (a) (-are)
doorgaan (met)
controllare (-are)
controleren / checken
crescere (-ere)
groeien
cuocere (-ere)
koken / garen
degustare (-are)
proeven
dimenticare (-are (ch))
vergeten
dividere (-ere)
verdelen
fare la fila (onregelmatig)
in de rij staan / aanschuiven
fare la lista della spesa (onregelmatig)
een boodschappenlijstje maken
fare la spesa (onregelmatig)
inkopen doen
fare le spese (onregelmatig)
shoppen / winkelen
fare spese / fare shopping (onregelmatig)
shoppen (kledij enz)
fare una prova (onregelmatig)
proberen
imparare (-are)
leren
invertire (-ire)
omkeren (rollen)
memorizzare (-are)
memoriseren
mettere sul fuoco (onregelmatig)
op het vuur zetten
negoziare (-iare)
onderhandelen
prendere il carello (-ere)
de winkelkar nemen
ricominciare (-are (iare))
hervatten
riempire (-ire)
vullen
rinnovare (-are)
renoveren / vernieuwen
risparmiare (-are (iare))
redden
scegliere (-ere)
kiezen
servire (-ire)
bedienen
spendere (-ere)
uitgeven / besteden
svendere (-ere)
verkopen met korting
svolgersi (-ere (wederkerend))
plaatsvinden
tagliare (-are (iare))
snijden
togliersi (-ere (wederkerend))
uittrekken (kleren)
versare (-are)
gieten