Andere 4-6 Flashcards
(a) destra (di)
(naar) rechts (van)
a notte
per nacht
a partire da
vanaf
a piedi
te voet
a te
voor jou
a volte
soms
al giorno
per dag
alcuni
enkele, een paar
all-in
inclusief 3 maaltijden en strandbedjes
altro
ander / nog een
ancora
nog / nog eens
avanti
voor
avanti Cristo
voor Christus
c’è / ci sono
er is / er zijn
che bello
hoe mooi / hoe fijn
chi
wie
chiunque
wie dan ook
ciascuno
ieder, elk
comunque
in ieder geval / hoe dan ook
d’accordo
akkoord
dai
kom aan!
dal… al…
van… tot… (met bepaald lidwoord)
dentro
binnenin / naar binnen
dentro casa
in huis
di tanto in tanto
af en toe
dopo Crista
na Christus
é / sono
het is / het zijn
è vero
dat klopt
entrambi / e (mv)
allebei / beiden
fino a…
tot…
fuori
buiten / uit
fuori città
buiten de stad
ieri
gisteren
in anticipo
op voorhand
in campagna
op het platteland
in centro
in het centrum
in particolare
in het bijzonder
in periferia
in de standsrand
in piedi
overeind / rechtop
incluso
inclusief
insieme
samen
la camera doppia
tweepersoonskamer (aparte bedden)
la camera matrimoniale
tweepersoonskamer (1 groot bed)
la camera quadrupla
vierpersoonskamer
la camera singola
eenpersoonskamer
la camera tripla
driepersoonskamer
la sistemazione
accommodatie
lì
daar
lontano
ver weg
lontano da…
ver weg van…
mezza pensione
halfpension
molto buono / a
heel goed
nella media
middelmatig
nella natura
in de natuur
nessuno / a
niemand / geen
niente
niets
nulla
niets
ognuno
ieder, elk
parecchio
aardig wat
pensione completa
volpension
per fortuna
gelukkig
per questo
hierdoor / daarom
piuttosto
behoorlijk
poco
beetje / weinig
proprio
eigen
purtroppo
spijtig
qualche
enkele, een paar
qualcuno / a
iemand
qualsiasi (cosa)
welk(e) / wat dan ook
qualunque (cosa)
welk(e) / wat dan ook
quasi
bijna
qui
hier
raramente
zelden
securamente
zeker
sempre
altijd
senti
luister
senti, hai da fare stasera
luister, heb je plannen voor vanavond?
stamattina
deze ochtend / vanohtend
stasera
vanavond
sul mare
aan de zee
tutto bene
alles in orde
un pò / un poco
een beetje
Vengo all’albergo e poi andiamo a cena insieme, va bene?
Ik kom naar het hotel en dan gaan we samen uit eten, oké?
vicino
dichtbij
viva
leve
(a) sinistra (di)
(naar) links (van)
a febbraio
in februari
accanto a
naast
all’angolo
in de hoek
attenzione
opgepast
ci vuole / ci vogliono
er is / er zijn nodig
davanti a
voor
dentro (zonder voorz)
binnen in
di fronte (a)
tegenover
dietro a
achter
dritto
rechtdoor
eccomi
hier ben ik
finalmente
eindelijk
fuori (zonder voorz)
buiten
in giro
onderweg
in gondola
met de gondel
in più
meer / teveel / bovendien
in vaporetto
met de vaporetto
infatti
inderdaad
lì = là
daar
mamma mia!
oh mijn hemel
minimo
minimum
nella foto
op de foto
quanto tempo
hoe lang?
quello / quella
die / dat
qui = qua
hier
secondo te
volgens jou
sopra (geen voorz)
over / boven
sotto (geen voorz)
onder
specialmente
vooral
su (geen voorz)
op / boven
tra
binnen (tijd) / tussen (plaats)
tra = fra … e …
tussen … en …
via
weg
vicino (a)
dichtbij
vicino (a) <-> lontano (da)
dicht bij <-> ver van
a me no
voor mij niet
a me sì
voor mij wel
a parte
behalve / extra
a turno
om de beurt
alla fine
uiteindelijk
dalle… alle…
van… tot… (uur)
di me
over mij
di solito
gewoonlijk
dopo
na
durante
tijdens
il venerdì sera
elke vrijdagavond / op vrijdagavond
in coppia
per koppel, per twee
in ordine
in de juiste volgorde, op volgorde
mai più
nooit meer
mi piace
ik heb / doe graag
naturalmente
natuurlijk
non… mai
nooit
non… per niente
helemaal niet
ogni tanto
af en toe
poi
dan
presto
vroeg
prima
voor(aleer)
qualche volta
soms
tardi
laat
vari / e
enige / meerdere / allerlei
venerdì sera
(deze) vrijdagavond
veramente
echt / werkelijk
verso
tegen / rond