werkprestaties meten Flashcards

1
Q
  • Waarom hangt meten van prestatie af van de defenitie van de prestatie?
A

Dit is bepalend op welke aspecten het gemeten moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Welke kanttekening is te maken bij het beoordeling van prestatie?
A

Dit is nooit helemaal een valide meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Hoe wordt bij beoordeling rekening gehouden met eventuele problemen?
A

Door gegevens te verzamelen van verschillende prestatie criteria, en samen beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Hoe worden de meeste prestatie data verkregen?
A

Door direct of indirect observeren van de managers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Wat is een probleem van direct observeren?
A

Dit is vaak subjectief en bevooroordeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Wat is het aureooleffect of duiveltjes effect?
A

Een gunstig of juist ongunstige beoordeling te geven op basis van beperkte informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Hoe is het aureooleffect te begrijpen in een sollicitatie?
A

Doordat iemand te selecteren die overeenkomsten met jou heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Wat zijn primacy en recency effecten?
A

Primacy is een ongevoeligheid voor informatie die moet komen
Recency is een overgevoeligheid voor informatie die nog komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Wat is de fundamentele attributiefout?
A

Gedrag van anderen toeschrijven aan interne factoren (persoonlijkheid) en niet aan omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Hoe is de fundamentele attributie fout anders bij ingroep mensen dan bij outgroep mensen?
A

Bij ingroep wordt het aan osmtandigheden gelinkt, bij outgroep aan interne factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Wat is de similarity attraction theorie?
A

De kans dat iemand de ander aardig vindt hangt of van hoeveel die op de persoon lijkt
(demografische, waarden, attitude)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Wat kwam uit onderzoek naar het doen van beoordlingen?
A

Dat die vaak bevooroordeeld zijn door heuristieken of stereotypering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Hoe ontstaat stereotypering?
A

Een automatische verwerking uit het langetermijn geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Wat is een gevaar van prestatie beoordelingen van iemand uit een minderheidsgroep?
A

Er worden veel belangrijke beslissingen op genomen (bevooroordeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Wat zijn manieren om managers minder bevooroordeeld te laten handelen?
A

Door training te geven naar vooroordelen, door verantwoording van de beoordeling af te laten leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Wat is de theorie over macht als controle?
A

3 redenen waarom machtige mensen minder machtige mensen stereotyperen

17
Q
  • Welke 3 redenen zijn er dat machtige mensen, minder machtige mensen stereotyperen
A

Er is geen noodzaak het af te leren, door veel mensen krijgen individuen weinig aandacht, de persoonlijkheid van machthebbers speelt een rol

18
Q
  • Waar moet rekening worden gehouden bij het maken van beoordelingsschalen?
A

Dat ieder punt een duidelijke betekenis heeft

19
Q
  • Waar moet de beoordelaar rekening mee houden bij het gebruik van beoordelingsschalen?
A

Die zou in iedere situatie er hetzelfde mee om moeten gaan

20
Q
  • Wat is leniency?
A

De neiging om tot een mild oordeel te komen

21
Q
  • Hoe komt soepelheid (leniency) in beoordelingen aan het licht?
A

Als de beoordeling van twee beoordelaars wordt vergeleken

22
Q
  • Wat wordt verstaan onder gemotiveerde soepelheid?
A

Als iemand bewust de ene werknemer voortrekt dan de andere

23
Q
  • Hoe wordt soepelheid van beoordelingen vergroot in groepen?
A

Doordat ontwikkelingsmogelijkheden alleen voor de betere beoordelingen zijn

24
Q
  • Hoe speelt soepelheid (leniency) mee in iemands persoonlijkheid?
A

Mensen die scoren op meegaandheid, zijn vaak soepeler

25
Q
  • Wat is de centralisatiefout?
A

Dat beoordelaars geen goede of slechte beoordelingen willen geven

26
Q
  • Wat helpt om de betrouwbaarheid van beoordelingsschalen te vergroten?
A

Het gebruik van meervoudige vragen

27
Q
  • Wat zijn meervoudige vragen in beoordelingsschalen?
A

1 vraag opsplitsen in meerdere vragen

28
Q
  • Wat is een veelvoorkomend probleem bij beoordelingsschalen?
A

Dat niet iedereen het hetzelfde interpreteert

29
Q
  • Wat zijn BARS, beoordelingsschalen met gedragsindicatoren?
A

Specifieke gedragingen die nodig zijn om een bepaalde prestatie te halen

30
Q
  • Aan de hand van welke 4 stappen worden beoordelingsschalen met gedragsindicatoren opgezet?
A

Welke factoren nodig zijn, voorbeelden van gedrag, koppelen van voorbeelden aan factoren, schaalwaarden toekennen aan de voorbeelden

31
Q
  • Wat zijn BOS, behavior observation scales?
A

Voorbeelden van concreet gedrag voor de werkprestatie

32
Q
  • Wat blijkt uit onderzoek naar het gebruikt van BOS of BARS?
A

Dat BOS de voorkeur heeft in gebruik bij evaluaties doeleinden (feedback)

33
Q
  • Wat is de oudste methoden voor het verbeteren van kwaliteit van prestatie beoordelingen?
A

Het trainen van de beoordelaar

34
Q
  • Voor welke training van beoordelaars is de meeste steun voor gevonden?
A

Training voor referentiekaders, frame of reference

35
Q
  • Wat is de frame of reference, FOR?
A

Methode voor beoordelaars die: een effectieve theorie geeft, inzicht in beoordelen van gedrag, een prestatie beoordeling maken van de observaties