Werkcollege 2 Flashcards

1
Q

Cijfers en percentages gebruiken in argumenten is prima, maar:

A
  • zorg dat je cijfers juist zijn;
  • zorg voor een juiste context;
  • vraag jezelf af: versterken deze cijfers mijn argument of verzwakken ze dat juist?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorbeeld standpunt, argument - want en dus:

A

(standpunt), want (argument)
Ik houd er mee op, want ik heb wel weer genoeg gewerkt vandaag.

(argument), dus (standpunt)
Ik heb wel weer genoeg gewerkt voor vandaag, dus houd ik ermee op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Argumentatieve relaties: Vergelijkingsrelaties:

A

o Relatie argument en standpunt berust op een vergelijking.

o Voorbeeld 1: Loting voor toelating op de universiteit is absurd, want er wordt ook niet bij loting bepaald wie naar de Olympische Spelen gaat.

o Voorbeeld 2: Het is niet nodig Jan zakgeld te geven, want zijn broer kreeg ook geen zakgeld (en het ene kind dient hetzelfde te worden behandeld als het andere).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Argumentatieve relaties: Kenmerken relaties:

A

o Verband tussen argument en standpunt berust op een kenmerkende
eigenschap/kenmerkend element.

o Voorbeeld 1:
Jaap is een doorgewinterde leraar, want hij bereidt zijn lessen nauwelijks voor.
VU: als je lessen nauwelijks hoeft voor te bereiden dan ben je een doorgewinterde leraar
(Nauwelijks voorbereiden is een kenmerk van door gewinterdheid bij leraren) Bij kentekenrelaties kan het kenmerk in zowel standpunt als argument staan:

Jaap is een doorgewinterde leraar, want hij bereidt zijn lessen nauwelijks voor.
Jaap bereidt zijn lessen nauwelijks voor, want hij is een doorgewinterde leraar.

o Voorbeeld 2:
Klaas komt uit Groningen, dus hij zal zich wel niet zo gemakkelijk uiten.
VU: Als je uit Groningen komt, dan uit je je niet zo gemakkelijk. (Het is een kenmerk
van Groningers dat ze zich niet zo gemakkelijk uiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Argumentatieve relaties: Causaliteitsrelaties:

A

o Verband tussen argument en standpunt berust op oorzaak-gevolg.

o Voorbeeld: Mariekes hoofdpijn zal nu wel verdwijnen, want ze heeft net twee aspirines
genomen.
VU: als je twee aspirines neemt, dan verdwijnt je hoofdpijn. (Aspirines helpen tegen hoofdpijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly