Werkcollege 1 Flashcards
Klassieke retorica
Overtuigen door middel van: Ethos:
- De spreker/schrijver beroept zich op eigen kwaliteiten, zijn deskundigheid
- “Als jurist voel ik mij geroepen de waarheid boven tafel te krijgen. Ik zal er dan ook
alles aan doen om deze zaak uit te zoeken.” - “Ik rijd zelf al jaren een Kawasaki. Je kunt dus van mij aannemen dat dat een goede
koop is als je een motor zoekt.”
Klassieke retorica
Overtuigen door middel van: Pathos:
- Inspelen op gevoelens van je publiek
- “Als u mij een onvoldoende geeft, haal ik mijn propedeuse niet en moet ik van school
af. Nadat ik nachtenlang heb gestudeerd voor dit tentamen, kunt u er toch geen
onvoldoende geven?”
Klassieke retorica
Overtuigen door middel van: Logos:
- Je doet een beroep op de rede van je publiek door middel van inhoudelijke argumentatie (feiten)
- “U bent in overtreding, want u bent door rood gereden.”
Wat is argumenteren?
- Je verdedigt je mening (standpunt) door een of meer andere uitspraken ter ondersteuning (argument) te geven.
- Je doel is overtuigen.
Mening (standpunt) is niet hetzelfde als feit, want:
- Feit is objectief vastgesteld door waarneming of meting.
- Mening is voor iedereen verschillend.
Steekhoudende argumenten?
- Verband tussen argument en standpunt: is aanwezig; is logisch.
- Argumenten zijn gebaseerd op gedegen onderzoek en goede bron
- Argumenten bevatten juiste cijfers in juiste context
Verband argument / standpunt:
- Standpunt is betwistbaar, argument is ondersteuning (gebruik woorden „want‟ of „dus‟)
Een vergelijk:
- Het wordt mooi weer vandaag, (dus) de zwaluwen vliegen hoog.
- (als) Het wordt mooi weer vandaag, (dan) laten we naar het strand gaan.
Verbindende uitspraak:
- De relatie tussen standpunt en argument wordt duidelijk door de verbindende uitspraak:
Als …, dan… (= afleidingsregel of het verzwegen argument)
Na „als‟ vul je een veralgemenisering van het argument in, na „dan‟ een veralgemenisering van het
standpunt.
Voorbeeld:
* Het wordt mooi weer vandaag, de zwaluwen vliegen hoog.
Niet algemener: Als de(ze) zwaluwen hoog vliegen, dan wordt het vandaag mooi weer.
Wel algemener: Als zwaluwen hoog vliegen, dan wordt het mooi weer.
Je kunt een redenering op 3 punten aanvallen:
- het standpunt: ? of ontkennen
- het argument: ? of ontkennen
- het verband: ? of ontkennen
Voorbeeld:
Ik mag het schuurtje slopen, want het staat op mijn grondgebied.
Sp = Ik mag het schuurtje slopen
Arg = het staat op mijn grondgebied
Verband/verzwegen argument = Als iets op je eigen grondgebied staat, dan mag je ermee doen wat je wilt.
Je kunt een redenering op 3 punten aanvallen: (nog een voorbeeld):
- Het standpunt:
o Je mag het schuurtje niet slopen, want … zo ga je niet met buren om.
(= een heel eigen tegenargument bedenken) - Het argument:
o Het staat niet op jouw grond, want …
1 Het verband:
o Als iets op je eigen grondgebied staat, mag je er niet altijd mee doen wat je wilt, want … (als iets gezamenlijk eigendom is, mag je er niets mee doen zonder
toestemming).