Week 9 Flashcards

1
Q

Anterograde amnesia -

A

P. 345 temporaalkwabschade is anterograde amnesie, het verlies van het vermogen om langdurige herinneringen te vormen aan gebeurtenissen die zich voordoen na het letsel. Deze patiënten vertonen echter ook een aanzienlijke mate van retrograde amnesie, verlies van herinneringen aan gebeurtenissen die zich vóór het letsel hebben voorgedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Association

A

P. 349 In de menselijke geest, worden lange-termijn-herinneringen niet geïsoleerd opgeslagen, maar in netwerken waarin elk item met vele anderen is verbonden via verbindingen die associaties worden genoemd, enigszins analoog aan de links tussen websites.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Association by contiguity

A

P.349 Volgens Aristoteles ‘principe van associatie door contiguïteit (nabijheid),worden sommige concepten geassocieerd omdat ze aangrenzend (d.w.z. samen) zijn opgetreden in de eerdere ervaring van de persoon. Servet en bord kunnen dus in uw geest worden geassocieerd, omdat u vaak servetten en borden bij elkaar hebt gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Attention -

A

P.315 Volgens het informatieverwerkingsmodel dat wordt weergegeven in figuur 9.1, wordt de verplaatsing van informatie van het ene soort geheugen naar het andere gereguleerd door de besturingsprocessen van aandacht, codering en ophalen, aangegeven door pijlen tussen de vakjes. Controleprocessen kunnen worden gezien als strategieën om informatie door het systeem te verplaatsen en de prestaties te verbeteren. Aandacht is in deze context het proces dat de informatiestroom van de sensorische opslag naar de korte-termijnopslag regelt. Omdat de capaciteit van het sensorische geheugen groot is en die van het kortetermijngeheugen klein, moet aandacht de informatiestroom van de eerste naar de tweede beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Automatic processes - p.315

A

inspannende processen die het gebruik van mentale middelen vereisen om ze met succes te voltooien; het andere uiterste zijn automatische processen, die weinig of geen van de beperkte capaciteit van het kortetermijngeheugen vereisen. Behalve dat er geen enkele mentale inspanning nodig is, wordt verondersteld dat echt automatische processen: (1) zonder intentie plaatsvinden en zonder bewust bewustzijn; (2) niet tussenbeide komen bij de uitvoering van andere processen; (3) niet te verbeteren met oefenen; en (4) niet te worden beïnvloed door verschil in intelligentie, motivatie of opleiding van het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Central executive - p.325

A

Psychologisch model van het werkgeheugen door Baddeley bestaand uit:
Fonologische lus
Visueel-ruimtelijk schetsblok
Centraal controlesysteem

Het meest invloedrijke psychologische model van werkgeheugen tot nu toe is dat ontwikkeld door Alan Baddeley (1986, 2006), dat het werkgeheugen verdeelt in een aantal afzonderlijke, maar op elkaar inwerkende componenten. De componenten bevatten een fonologische lus, die verantwoordelijk is voor het bewaren van verbale informatie; een visueel-ruimtelijk schetsblok, verantwoordelijk voor het bewaren van visuele en ruimtelijke informatie; en een centraal controlesysteem, verantwoordelijk voor het coördineren van de activiteiten van de geest en voor het inbrengen van nieuwe informatie in het werkgeheugen uit de sensorische en het langetermijngeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chunking p.341

A

Een manier om het aantal items dat men in het kortetermijngeheugen kan bewaren te vergroten, is door aangrenzende items te groeperen die in eerste instantie als afzonderlijk worden beschouwd, zodat ze een enkel item worden. Deze procedure, ook wel chunking genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Consciousness p.312

A

Bewustzijn is een woord dat verschillende filosofen en psychologen op verschillende manieren gebruiken en waarover ze vaak debatteren. Voor praktische doeleinden definiëren veel psychologen bewustzijn of beter zelfbewustzijn als de ervaring van iemands eigen mentale gebeurtenissen op een zodanige manier dat men erover kan rapporteren aan anderen. De waarde van deze definitie, die we in dit boek gebruiken, is dat ze een objectief criterium biedt voor het identificeren van bewuste ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Memory Consolidation - p.345

A

Consolidatie treedt op wanneer de vorm van het labiele geheugen wordt omgezet in de stabiele vorm. Volgens een prominente theorie omvat de labiele vorm van langetermijngeheugen neurale verbindingen in de hippocampus en omvat de stabiele vorm neurale verbindingen in verschillende delen van de hersenschors, zonder afhankelijkheid van de hippocampus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Information-processing model - p.313

A

Het informatieverwerkingsmodel laat zien dat de geest drie soorten geheugenopslagplaatsen bevat - sensorisch geheugen, kortetermijngeheugen (of werkgeheugen) en langetermijngeheugen - die metaforisch worden opgevat als plaatsen (vakken in het diagram) waar informatie wordt bewaard en gebruikt. Elk opslagtype wordt gekenmerkt door zijn functie (de rol die het speelt in de algemene werking van de geest), zijn capaciteit (de hoeveelheid informatie die het kan opslaan op elk willekeurig moment), en de duur ervan (de tijdsduur dat het een item van informatie kan vasthouden). Naast de opslagplaatsen specificeert het model een reeks besturingsprocessen, waaronder aandacht, repetitie, codering en ophalen, die de verwerking van informatie in opslagplaatsen en de verplaatsing van informatie van de ene opslag naar de andere regelen. Hieronder volgt een korte beschrijving van de drie opslagplaatsen en de controleprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dual-processing theories - p.316

A

Dergelijke dubbele verwerkingstheorieën plaatsen één manier van denken aan het automatische einde van het continuüm van informatieverwerking, waarbij de verwerking snel, automatisch en onbewust is.

De tweede manier van denken wordt aan de inspannende kant van dit continuüm geplaatst, waarbij de verwerking traag, inspannend en bewust is. Verschillende theoretici hebben verschillende labels gegeven voor de twee soorten denken, waaronder impliciet/expliciet, heuristisch/analytisch, associatief/regelgebaseerd, automatisch/gecontroleerd of Systeem 1/Systeem 2, o.a.. Cognitief psycholoog Daniel Kahneman, die in 2002 de Nobelprijs voor economie won voor zijn werk in samenwerking met de menselijke besluitvorming van Amos Tversky over menselijke besluitvorming, noemt deze twee soorten verwerking in zijn boek uit 2011 “Thinking fast en slow” als “snel” en “langzaam” denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten geheugen hebben wij?

A

Semantic memory 332

Working memory 313

Short-term memory 313

Procedural memory 334

Prospective memory 354

Iconic memory 320

Implicit memory 331

Explicit memory 331

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke componenten bestaat het informatieverwerkingsmodel?

A

Zintuiglijk geheugen - houdt info kort vast - pas als iets aandacht krijgt gaat het naar het:

kortetermijn- of werkgeheugen: informatie wordt bewerkt, maar niet opgeslagen. Ook hier is aandacht van belang. Informatie moet namelijk voortdurend herhaald worden om behouden te blijven en vastgelegd te worden in het:

Langetermijngeheugen. Informatie wordt uiteindelijk vastgelegd in het langetermijngeheugen. Hierbij speelt aandacht geen rol meer. De informatie is buiten ons bewustzijn in het langetermijngeheugen aanwezig en verschijnt pas weer in ons bewustzijn als deze teruggehaald naar het kortetermijn- of werkgeheugen voor actieve verwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het cocktailpartyfenomeen?

A

Gray en Bjorklund beschrijven het cocktailparty fenomeen als ons vermogen om belangrijke information (zoals iemand je naam horen zeggen) op te vangen terwijl we ons concentreren op andere informatie (bijvoorbeeld een gesprek op een rumoerig cocktailfeest). Dat mensen dit vermogen hebben impliceert dat informatie onbewust en via een route buiten onze aandacht verwerkt wordt, terwijl we bewust andere informatie verwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel informatie kan ons werkgeheugen vasthouden?

A

Ons kortetermijn- of werkgeheugen, waar de informatie zich bevindt waarvan wij ons bewust zijn, kan ongeveer zeven plus minus twee (dat wil zeggen: vijf tot negen) brokjes informatie vasthouden op enig moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de drie typen van ‘encoding rehearsal’ p.339

A

Onderhoudsrepetitie (maintenance rehearsal) is het proces waarbij een persoon informatie gedurende een bepaalde periode in het werkgeheugen vasthoudt, en coderingsrepetitie is het proces waarbij een persoon informatie codeert in het langetermijngeheugen.

Elaboratie (uitwerking) houdt in dat we nieuwe informatie verbinden aan informatie die al aanwezig is in het langetermijngeheugen. Het doel van elaboratie is om de informatie te begrijpen maar het is tegelijkertijd de meest effectieve manier om informatie op te slaan in het langetermijngeheugen.

Organisatie houdt in dat we informatie op een voor ons overzichtelijke manier gaan categoriseren of beschrijven. Dit is eigenlijk een soort van elaboratie, of iets wat daarop volgt, want voor organisatie is het noodzakelijk dat we de informatie begrijpen en dat we verbanden gaan leggen tussen delen informatie die op het eerste oog wellicht niet meteen zichtbaar waren.

Visualisatie houdt in dat we verbale informatie op een visuele manier gaan weergeven, bijvoorbeeld in een schema of mindmap. Ook in een presentatie wordt vaak gebruik gemaakt van visualisatie om informatie snel gecondenseerd over te brengen.

17
Q

Wat is het Stroop-interferentie effect

A

Je snelle systeem kun je niet uitzetten als je denkt met het ‘langzame’ systeem. Bv. Kleuren en woorden.

18
Q

Fonologische lus

A

Deel van het werkgeheugen dat verbale info vasthoudt door deze subvocaal te herhalen. 2 seconden. Items die niet via subvocale herhaling worden gerepeteerd vervagen snel.

19
Q

Beschrijf uit welke delen ons geheugen bestaat

A

Alle informatie in de geest van een persoon.

Expliciet geheugen: Episodisch en Semantisch geheugen. (Bewust, eigen ervaringen - woordbetekenissen, feiten.)

Impliciet geheugen: klassieke conditionering, procedureel geheugen, priming. (Onbewust - geconditioneerde emotionele reacties - motorische skills, gewoonten - impliciete activatie van concepten.

20
Q

Geef voorbeelden van coderingstategieën, encoding rehearsal

A

Elaboratie/Uitwerken: uitbreiden van het begrip, nieuwe info verbinden aan info dat al aanwezig is.

Organiseren: info categoriseren, beschrijven, Chunking, hiërarchie maken

Visualiseren: info op visuele manier weergeven, schema, mindmap, Mental walk technieken

21
Q

Geheugenconstructie en vervorming

A

Herinneringen zijn reconstructies

Herinneringen zijn niet passief: ze worden geconstrueerd en gereconstrueerd

Schema’s en scripts kunnen de geheugenconstructie beinvloeden: bij de codering en bij het ophalen.

Valse herinneringen: door leidende vragen, suggesties, verbeeldingskracht, bronverwarring, sociale druk of vervorming.