Week 8: Niet-piramidale bewegingsstoornissen Flashcards

1
Q

Welk(e) celtype(n) in de basale kernen is/zijn dopaminerg?

A

Pars compacta van substantia nigra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werken de directe en indirecte routes van basale kernen? Welke stimuleert beweging en welke remt beweging?

A

Direct stimuleert beweging: D1 stimuleert striatum, waardoor GPi geremd wordt en de thalamus minder geremd wordt

Indirect remt beweging: D2 remt striatum, waardoor GPe minder geremd wordt, waardoor de subthalamicus meer gestimuleerd wordt, waardoor de GPi meer gestimuleerd wordt en de thalamus meer geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van het anteriore gedeelte van het cerebellum? En van het posteriore gedeelte?

A

Anterior (1tm5) meer motorisch
Posterior (6tm10) meer cognitief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is de verbinding van het cerebellum naar de cortex?

A

3 pedunkels:
inferior en media: input (inf uit hersenstam/rug, medius uit basale ponskernen=cerebrum)
superior: output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt de klassieke conditionering van het cerebellum?

A

Cerebellaire nuclei staat oiv purkinjecellen (inhibatoir), +/- 20 op 1 cerebellaire kern
Purkinje input vanuit
- Teaching signal bij iets onverwachts (oliva inferior en climbing fibers), zeer sterk, shock
- Pontine nuclei met mosvezels naar granulaire cellen naar purkinje cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Via welk enzym wordt L-DOPA omgezet?

A

decarboxylase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem.2 alkaloiden en 2 synthetische middelen van anticholinergica voor parkinson

A

Alkaloiden: atropine, scopolamine
Synthetisch: orfenadrine, trihexyfenidyl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is amantadine?

A

NMDAr antagonist,
snel effect, maar na 8-9 maanden uitgewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee moet je levodopa combineren?

A

decarboxylase remmer en domperidon (D2 antagonist) om bijwerkingen buiten BBB te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarbij komt on-off fenomeen voor?

A

Levodopa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is selegiline?

A

MAO-B remmer, verminderd de afbraak van dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is entacapone?

A

COMT-remmer, verminderd de inactivatie van L-dopa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is er sprake van parkinsonisme?

A

Ten minste 2 vd 4:
- Hypo-/bradykinesie met
- Rusttremor
- Rigiditeit
- Posturale instabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zie je bij de verschillende oorzaken van parkinsonisme afwijkingen op de MRI?

A

ZvP geen afwijkingen
PSP in mesencephalon
MSA in hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke klachten bij lewy body dementie?

A

Minimaal 2:
- Dementiesyndroom
- Fluctuerende cognitieve stoornissen
- Recidiverende visuele hallucinaties
- Spontaan parkinsonisme

17
Q

Hoe herken je MSA

A

Vroeg ernstige autonome stoornissen
Laat cognitieve stoornissen
Sporadisch, progressief, begin >30

18
Q

Hoe herken je PSP

A

Vallen, wazig zien, cog./gedragsveranderingen
Verticale blikparese, aciale rigiditeit, houdingsinstabiliteit

19
Q

Wat is FXTAS?

A

Premutatie in FMR1-gen
Specifieke klachten: positie-/intentietremor, gangataxie
Radiologie: symmetrische witte stof afwijkingen in middelste cerebellaire pedunkels

20
Q

Wat is een re-emergente rusttremor?

A

Tremor als een bepaalde houding wordt vastgehouden

21
Q

Wat is een positieve en negatieve myoclonus?

A

Positief: eerst aanspannen
Negatief eerst onspannen

22
Q

Wanneer is er sprake van (hemi)ballisme?

A

Dysfunctie nucleus subthalamicus

23
Q

Welke 2 soorten compensatoire oogbewegingen zijn er?

A

Optokinetische reflex: bij zien van beweging
Vestibulo-oculaire reflex: bij beweging hoofd

24
Q

Hoe ontstaan saccades?

A

Via hoog frequente actiepotentialen via paramediane pontine reticulaire formatie

25
Q

Wanneer is er sprake van internucleaire opthalmoplegie?

A

MLF baan aangedaan (baan tussen VI en III)

26
Q

Wat is de grooste cerebellaire kern?

A

Nucleus dentatus

27
Q

Behandeling voor een essentiële tremor?

A

Propanolol