Week 10: Stoornissen van emoties Flashcards

1
Q

Waar bestaat het limbische systeem uit?

A

Amygdala
Hippocampus
Gyrus cinguli
Orbitale en mediale prefrontale schors
Hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de 6 basisemoties

A

Boosheid
Verdriet
Blijheid
Angst ->amygdala
Walging -> insula
Verbazing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de precursor van noradrenaline?

A

Tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de precursor van serotonine?

A

Tryptofaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar wordt serotonine door afgebroken?

A

MAO-A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem een TCA

A

amitryptiline
Clomipramine
Imipramine
Nortryptyline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een SSRI

A

Paroxetine, citalopram, fluoxetine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een SNRI

A

Venlafaxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem een a2 antagonist

A

Mianserine, mirtazepine trazodon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de volgorde depressiebehandeling?

A

SSRI alleen bij matig/milde depressie, SNRI, TCA
CGI of IPT
SSRI -> TCA
Lithium additie
MAO-remmer
ECT (alleen bij melancholisch/psychotisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe lang moet er sprake zijn van depressieve klachten

A

Meer dan 2 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is er sprake van een depressie met melancholische kenmerken?

A

Anhedonie/ontbreken stemmingsreactiviteit + 3
distinct quality of mood
dagschommeling
vroeg ochtendontwaken
psychomotore remming/agitatie
significanten anorexie/gewichtsverlies
buitensporige schuldgevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is er sprake van een angststoornis?

A

Niet meer adaptief
Interfereert met dagelijks functioneren
Lijdensdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 4 vormen van denken

A

Tangentieel: antwoord past niet bij vraag (manie)
Verhoogd associatief
Verzanden: blijven hangen en niet ervan kunnen wijken
Wijdlopig: lang door blijven praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke afkorting bij anamnese bij suicidaliteit?

A

CASE (chronological assessment of suicidal events)
Actuele gedachten en gebeurtenissen
Recente vg
Ruimere vg van suicidaal gedrag
Toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A