Week 8 Flashcards
Week 8
Wat is te vroeg geboren
< 38 weken
hoeveel te vroeg geboren
1/10 of 1/12
behandelingsgrens NL
24 weken
Hersenfunctie te vroeg geboren
maken we ons zorgen over: de hele ontwikkeling is nog niet af: je cognitieve functie is in die fase nog niet aangelegd: de hypocampus
ook vaker autisme bij te vroeg geboren kinderen
BPD
bronchiopulmonale dysplasie: De radius van de longblaasjes blijft groter, longen zijn namelijk pas af bij 40 weken
is dit de volgende generatie COPD patienten?
cardiovasculair bij te vroeg geboren
Ze hebben op latere leeftijd een hogere bloeddruk: meer cardiometaboolsyndroom en in hart verschillen
het cardiovasculaire risico is op latere leeftijd hoger
mechanisme die effect hebben op vreoggerboorte
- infectie
- vasculaire problemen
- decidual senescence (ouder worden decidua)
- uteriene overdistension (overstrekken uterus)
- minder progesteron actie
- cervicale ziekten
- break-down in moeder- foetus tolerentie
- stress
- iatrogeen
maternale stress
invloed op hele kinderlinke ontwikkeling
maternaal hoge bd
invloed op hele intra- uteriene omgeving
hongerwinter zwanger
- meer cardiovasculair risico
- slechtere longfunctie
- slechtere mentale gezondheid
Tijdens covid
kinderen die na lockdown geboren zijn 20% reductie in premature kinderen
–> omgevingsfactoren invloed omdat:
- Minder naar de dokter: minder iatrogeen vroeggeboorte
- Meer intra- uterien dood?: bleek niet zo te zijn
- Hygienische factoren
vroeggeboorte impact op moeder
< 32 weken als moeder 2-3 x zo snel een herseninfarct
Hoe betere zorg voor neonataal
Meer exposure: centraliseren voor beettere survival
essentieel voor toch verbetering neurologisch
- plasticiteit hersenenL door veel trainen verbeteren de hersenen
- sociaal economische status
risico op BPD
- Roken van ouders
- Omgeving ouders
- Etniciteit: genetische factoren meenemen
risico factoen COPD
early life:
- prematuur
- astma
- vroege lwi
- ouderelijke exposure
- kinderlijke exposure
- groei problemen
later life:
- ageing
- comorbiditeiten
noxious exposure:
- primair roken
- secudair roken
- luchtvervuiling
individuele en sociale factoren:
- socioeconomisch
- access to health care
- radicaal en ethnische ongelijkheden
- dieet
general environment
- buurt
- eten
- segregratie
- climaat
- huis kwaliteit etc
waar is normale groei afhankelijk van
- Maternaal: gezondheid, SES
- Foetaal: meerling, genetische aandoeningen bij het kind
- En de placenta functie, als die niet goed werkt: voedingsstoffen niet goed doorgegeven
- Hormonen: insuline achtige groeifactor- 1 en IGF II, II vooral in de vroege embryonale fase en 1 iets later
–> beinvloed door voeding en insuline
snelle groei in eerste levensjaar
lengte van 50 cm tot 75 cm
Gewicht van 3,5 naar 10 kg
Voeding speelt hier een belangrijke rol bij
welke hormonen gaan na je eerste levensjaar een belangrijke rol spelen
- GH
- Schildklierhormoon
- cortisol
naast hormonen 80% genen
ook gezondheid, voeding en omgeving
Hoe groei je
Je groeit uit je groeischijf lengtegroei aan het uieinde van botten van je lange pijpbeenderen
Door proliferatie en hypertrofie van je kraakbeencellen en uitscheiding van extracellulaire matrix door uitgerijpte kraakbeencellen heb je endochondrale ossificatie wat je lengte groei is
waardoor wordt je endochondrale ossificatie beinvloed
- hormonen
- genen
- voeding
- chronische ziekte
- medicatie
definitie te klein of te groot
Lengte < of > 2 SDS voor leeftijd en geslacht uitgaande van de referentie populatie
wanneer wordt de Target hight minder betrouwbaar
bij > 20 cm verschil tussen de ouders
Normale th range
1,6 sds/ 9 cm
wanneer denken aan pathologie
- Groei afbuiging of versnelling ( > 1 SDS, herhaald gemeten)
- Te klein of te groot
- Groot verschil met streeflengte: 1,6 sds
Abnromale groei groepen
primair:
- verstoorde regulatie groei ( epifysair) schijf
- mutaties in genen met rol in cellualire processen, paracriene signalen, extracellulaire matrix
- SGA ( small for gesational age) geboorte zonder inhaal groei
secundair:
-invloed van buiten op groei (epifysair) schijf
- endocriene stoornissen, chronische ziekte, onder/overvoeding
idiopatisch: 80%
- familiair/ niet familiair
- langzame of snelle groei zonder bekende origine
waar past een afbuigende lengtegroei het best bij
secundaire groeistoonis
primaire groeistoornissen
- typerend: al in eerste 2/3 jaar afbuiging of al te klein geboren
- stabile lengtefroei in jaren tussen puberteit en baak geen goeie spurt in puberteit
zonder/ milde dysmorfe kenmerken:
- monogenetische afwijkingen ( bv SHOX gen)
- vaak met disproportie
met dysmorfe kenmerekn/syndromaal
- chromosoomafwijkingen als turner syndroom
- (epi)genetische afwijkingen: genmutaties, methyleringsdefecten en uniparenterale dismie als noonan, silver-russel en prader willi
secundaire groeistoornissen
- endocrien:geisoleerde of multipele hormoonuitval of overmaat aan cortisol
- chronische ziekte in orgaansystemen: hartafwijkingen, nierziekten of darmziekten
- iatrogeen: glucocorticoiden of bestraling
- emotionele deprivatie
- malnutritie
Groeihormoone en IGF-1
maak je in pieken voornamelijk tijdens slaap
essentieel voor:
- lengtegroei
- botdichtheid
- balans spier- en vetmassa
- cardiovasculaire gezondheid
kenmerken tekort aan groeihormoon
- kleine lengte met meestal progressieve afbuiging ( na 6-12 maanden)
- vertraagde botrijping en daardoor achterlopende skeletleeftijd
- meer vet, minder spiermassa
schildklierhormoon voor
- lengtegroei
- hersengroei/neurlogische ontwikkeling
- stofwisselingL thermogenese, aminozuur en vetmetabolsime
bloodstelling aan te veel cortisol
- afbuigende lengtecurve met toename gewicht tot obesitats
- emotionele/ gedragsproblemen, moeheid en spierzwakte
oorzaken overproductie cortisol
- ACTH producerende tumor in hypofsyse: ziekte van cushing
- Cortisol producerende tumor in bijnier
- iatrogeen
chronische ziekte groeiremming:
- chronsiche inflammatie met productie cytokunen
- ondervoeding
- gestoorde balans tussen intake en verbruik
- gestoorde opname van voedingsstoffen
- hypercortisolisme (endogeen en door steroid- medicatie)
Belangrijk voor anamnese bij te klein
- medische vg
- medicatie
- ontwikkeling
- psychosociale anamnese
- uitgebreiden tractus anamnese
- voedingsanamnese
- familie
- reconstructie lengte- en gewichtscruve incl geboortegewicht/lengte/SO
lichamelijk onderzoek belangrijk
- lengte, gewicht, hoofdomtrek, tensie
- zithoogte, spanwijdte
- lengte van ouders meten
- proporties indien kleine lengte
- dysmorfe kenmerken
- algemeen intern LO
- puberteitsstadium (incl testisvolume)
Buiten -2 en th
bloedonderzoek en handfoto
screening in lab op
- anemie, infecties: alle kinderen hemoglobine, hematocriet, erys en indices, ouder dan 10: BSE.cr, leukoc en feces calprotectine
- nieraandoeningen, malabsorptie, calcium en fosfaat metabolisme: alle kinderen
- renale tubulaire acidose: < 3 bloedgas
- coeliakie: anti TtG en Iga
- hypothyreoidie: TSH en FT4
- groeihormondeficientie: IGF- I en onder 3IGFBP-3
- syndroom van turner: karyogram of SNP array
Bij verdenking GH0 IGF-1 as stoornis:
GH stimulatie testen
- clonidine en/ of arginine
- beide testen op 1 dag
- priming bij meisjes > 8 en jongens > 9
combinatie IGF-1 en GH:
- groeihomoon def: laag- laag
- groeihormoon resisentieL hoog oplopend GH en laag IGF-I
welk genetisch onderzoek
- SNP array of kary gram bij meisje met kleine lengte
- SNP array bij ongen met ontwikkelingsproblemen en/ of dysmorfieen
- NGS genpanel analyse: kleien lengte (19 groei gerelateerde genen)
- uitgebreidere NGS voor groeistoornis incl skeletdysplasie
- methylerings onderzoek
- WEG en WGS: ontwikkelingsproblemen en/of dysmorfe kenmerken, alleen door klinisch geneticus
diagnoses te grote lengte
- constitutioneel snelle rijping
- obesitas geinduceerd
- polygeen familiair
- monogenetische grote lengte
- hormonale overproductie
anamnese te grote lengte
- geboortegewicht/ - lengte/ - schedelomtrek: pre- of postnataal overgroei
- groeicurve: knik = secundair
- bijkomende ontwikkelings/gedragsproblemen
- visus problemen: bv marfan
- vroegtijdig puberteit
- familie anamnese
- oculaire of cardiovasculaire kalchten
LO kernpunten
- lengte, gewicht, SO, zithouding, spanwijdte
- ontwikkelings niveau en gedrag
- dysmorfieen
- tanner stadia
- marfanoide kenmerken
beighton score
hypermobilitiet kind
> 7 punten
perinataal
AD 22 weken t/m 28 dagen post partum
perinatale sterfte
AD 22 weken t/m 28 dagen post partum
–> sterfte hetzelfde en/of > 500 gram geboortegewicht en of > 25 cm kruin- hiellengte: omdat term niet altijd bekend is
oorzaken perinatale sterfte
- prematuriteit
- Dysmaturiteit ( IUGR/SGA)
- Aangeboren afwijkingen
- Placenta- afwijkingen
- Infecties, opstijgend vanuit vagina naar vliezen vooral
- Lage APGAR score
rol pathaloog
- Perinatale audit
- Post mortem: onderzoek van de placenta, obductie foetus of neonaat
- Ad vitamL onderzoek van elk weefsel noodzakelijk door behandeldn arts ( niet alle kinderen overlijden)
wat kan placenta pathologie vertellen
- Te laag gewicht/ insufficientie
- terminale villus deficientie
- Pre- eclampsie, maternaal
- Solutio placentae, te vroeg loslaten
- Intra- utereine infecties, belangrijskte
- Chronsiche histiocytaire intervillositis, begrijpen we nog niet helemaal –> geeft insufficientie van de placneta
- Navelstrengproblemen, voor hoofd bij kleine foetus: afgeklemd of knoop ofz.
compensatie mechanismen placenta
- Versnelde rijping
- Niet- fysiologische erythroblastosis
chronische histiocytaire intervillositis
tast vooral de overdracht van lucht weer aan dooen ontseking tussen de vlokken en dat aantast
–> onbekende pathogenese
–> hoog herhalingsrisico > 80%
–> door bepertke gaswisseling oppervlakte krijg je een hogere kans op IUGR of IUVD
–> belangrijke overwegen bij herhaalde miskramen
problemen bij prematuriteit
- Hyaline membranenziekte:
- Bronchopulmonale dysplasie
- Necrotiserende enterocolitis
- Retinopatie van de prematuriteit
- Germinale matrix en intraventriculaire hersenbloedingen
hyaliene membraan ziekte (respiratory distress syndrome)
meest frequent omdat de longen nog onvoldoende surfactant bevatten, vooral bij heel jong, sectio, maternale diabetes, man en gemelli
–> preventie door prenataal corticosteroiden en postnataal surfactant inhalatie
complicaties:
- Bronchopulmonale dysplasie ( BPD), op lange termijn< dus daarna nogsteeds behoefte aan extra zuurstof
- Retinopathie van prematuriteit ( ROP), effect van extra zuurstof diening
necrotiserende enterocolitis
- in terminale ileum, coecum en colon ascendens
- premature neonaten ( 10% onder 1500 gram)
- pathogense slechts deels duidelijk: darmischemie, bacteriele colonisatie en enterale voeding
- necrose, ulceratie, pneumatosis intestinalis leidend tot perforatie, peritnitis en sepsis
- behandeling coservatief o operatiefL resectie
- 10-25% mortaliteit
- preventie met moedermelk
problemen door aangeboren afwijkingen
- Niet bekende hartafwijkingen
- Nier- en diafragma afwijkingen leidend tot resporatoire insufficientie
- Congenitale tumoren
primaire longaandoeningen
- Surfactant eiwit deficienties
- Alveolaire capillaire dysplasie
- Pulmonale hypertensie
SIDS definitie
het plotselinge overlijden van een kinden onder 1 jaar, niet in eerste week, waarvan de oorzaak onopgehelderd blijft na grandig onderzoek, inculsief complete obductie, analyse van de plaats van overlijden en review van de klinische geschiedenis
omgevingsfactoren leidend tot SIDS
- Buikslapen (RR 4)
- Co-sleeping
- Hyperthermie (dekbedje)
- Slapen op een zacht opp
risicofactoren ouders bij SIDS
- Jonge maternale leeftijd
- Roken en drugs ouders beide ouders ( RR10)
- Weinig of geen perinatale zorg: vluchtelingen status of niet geregistreed etc
- Lage ses
- Kinderen heel kort op elkaar geboren
risicofactoen kind SIDS
- Prematuren of ex prematuren
- Mannelijk
- Meerling
- SIDS bij broertje of zusje
- Voorafgaand respiratoire infectie
- hersenstamafwijkingen
farmacokinetiek:
wat doet het lichaam met het geneesmiddel
- absorptie
- distributie
- metabolisme
- eliminatie uitscheiding
farmacodynamiek
wat doet het geneesmiddel met het lichaam
- concentratie effect
- zowel therapeutisch als toxissch ( bijwerking)
waarom niet mogelijk om volwassendosering te extrapoleren naar kinder dosering?
het continuum van ontwikkeling
Belangrijke geneesmiddel karaketeristieken
- pKa (dissociatie zwak zuur/base)
- oplossing waarin geneesmiddel zit
- disintegratie en dissolutie van vaste vorm
veranderingen bij neonaat tot kind om rekening mee te houden
- Zuurgraad : geboren met ph van 7 en na week neemt dat af tot wat het de rest van je leven heeft
- Enzymactiviteit
- Darm
- Fist- pass uptake ( 1e keer door darm)
welke medicatie anders door zuurgraad
neonaten en pasgeboren kinden een veel hogere piek bij penicilline en erythromycine
–> zwakker organische zuren als antiepileptica: fenobarbital en fenytoine zorgen juist voor minder opname
passage bij neonaat en peuter
Bij neonaat is de maagpassage en darmpassage vertraagd
bij peuter is darmpassage versneld
enzymen darm neonaat
minder metaboliserende enzumen: medicatie minder snel omgezet
rectale absorptie
via hemorrhiodale venen
–> geen fist pass uptake
nadeel:
- incomplete resorptie
- wisseldende resoptie
- verlies via feces
vaak voor paracetamol of benzodiazepines
waarom leiden lokaal toegepaste middelen bij kinderen vaker tot systemische bijwerkingen
lichaamsopp relatief groter dus relatief meer opname: hogere bloedpsiegel
manieren oplossen geneesmiddel
- water oplosbaar: onveranderd via nier
- non-polair, vetoplosbaar
fase1: oxidatie, reductie en hydrolyse
fase 2: conjugatie tot polair substraat, glucuronzuur, sulfaat en glycine
CYP3a
Helft geneesmiddelen via CYP3A omgezet en vervolgens uitgescheden
–> belangrijk enzym wat erg laag is maar snel verdubbelt bij kind
–> ook voor andere enzymen grootste veranderingen in de eerste paar maanden
nierfunctie ontwikkeling
- Snel neonataal
- Volwassen warde aan einde eerste levensjaren
- Tubulaire nierfunctie loopt wel iets achter: tot 2 jaar voordat op volwassen niveau
farmacokiniekte factoren op patient pk
- ziekte
- ontogenie
- co- medicatie
- polymorfisme
soorten bijwerkingen
- Extrapiramidale verschijnselen bij metoclopramide (en antipschygotica)
- (sederende) antihistaminica: kans op wiegendood ( te sederend effect)
- Tetracyclines: verkleuring tand matrix, permanente geelkleuring
- Ciprofloxacine: gewrichtsscahde
routes voor intra- uteriene infecties
- via vagina
- via placenta: transplacentaire transmissie
Torches
- Toxoplasmose (kattenbak)
- Other (HIV en parvovirus B19)
- Rubella (vaccinatie)
- Cytomegalovirus ( komt het vaakste voor)
- Herpes simplex virus
- Syphillis
waar wordt een vrouw op getest tijdens de zwangerschap
- syphillis
- hiv
- hepatitis
–> kun je wat aan doen
CMV
- geel
- plekjes en oogt niet heel ziek
- eerder bij slechte hygienische omstandigheden
klinische manifestatie CMV
- prematuritas
- SGA
- hepatosplenomegalie
- petechiae/ purpura
- icterus
- neurologicshe afwijkingen: microcephalie, hypotonie, convulsies en periventriculaire verkalkingen
lab:
- thrombocytopenie
- geconjugeerder hyperbilirubinemie en verhoogde transaminasen
Diagnostiek cmv
- PCR CMV in urine en speeksel ( voorheen kweek)
- detectie van antistoffen
- postitief voor 21 dagen is bewijzend congenitaal
behandeling CMV
ganciclovir
bij:
- chorioetnitis
- pneumonie
- mogelijk neurologisch aangedaan
waarom is het ernsitger voor neonaat bij primaire infectie HSV bij moeder
- heeft geen antistoffen
- hogere viral load
uitgangsvormen herpes bij neonaat
- disseminated, 1e week
- cns : menigitis/ encephalitis, 2-3e week
- skin/ eye/ mouth, 2e week
diagnostiek hsv
- Tzanck- test huidlesie: indien postief multinucleaire reuscellen me intranuclaire insluitsles
- Pcr, oropharynx
behandeling met acyclovir
kenmerken van torches
- dysmaturiteit
- microcephalie
- hepatiosplenomegalie
- icterus
- anemie/thrombocytopenie
waar kan conjuctivitis neonatorum door?
- Chlamydia trachomatis
- Neisseria gonorrhoeae
klinisch beeld kind bij sepsis en/ of menigitis
- Kreunen: hoge druk in longen, pneumonie aan het ontwikkelen
- Slechte perifere circulatie/ grauw
- Temperatuurinstabiliteit
- Apnoes/ bradycardien
- Convulsies, denken aan meningitis
- Weinig/ niet actief (stilletjs) –> niet willen drinken
veel voorkomende verwekkers
- b- hemolytische streptococ groep B
- Escherichia coli
- Oa listeria monocytogens
vormen GBS
- early onset ( 75%): 0-6 dagen, verticale transmissie, kreunen, apneu, shock, pneumonie, sepsis , 25% kans meningtis
- late onset: 7 dagen tot 3 maanden, kan verticaal en horizontaal ( hygiene) en 75% kans op meningitis
verhoogde kans infectie bij
- Dreigende vroeggeboorte ( < 37 weken)
- Prom > 24 uur ( lang gebroken vliezen)
- GBS- kolonisatie in een voorgaande zwangerschap
- Sepsis moeder
- Eerder kind met earlu onset sepsis met onbekende verwekker
- zware maternale kolonisatie
profylaxe GBS
lijkt alleen bij early onset te werken
waar zitten verschillen bij kind en volwassen
- anatomisch
- fysiologisch
- ontwikkeling
groei
verandering cardiovasculair systeem omdat je je longen gaat gebruiken
- Sluiten ducus arteriosus
- Sluiten ducus venosus
- Dicht foramen ovale
grote verschillen kind
- Meest essentiele verschillen in respiratoire en ciculatoire systeem
- Respiratoir systeem heeft ongunstige anatomie
- Spierfunctie cardiaal, RR, frequentie
- Hoog metabolisme
luchtweg veranderingen
- Opvallend dat het hele kleine luchtwegen zijn
–> klein gaatje, gierende ademhaling: diameten bij neonaat 5mm
–> hogere weersand - Kinderen hebben neusademhaling, grote tong
Snotneus–> goed spoelen - Ademhalingspieren moeilijker: hoofd zwaar en kracht nog niet in thorax: head bibbebn
- Bronchus wand structur: meer kraakbeen/ soft tissue, premature cilia, minder glad spierweefsel
–> incidentie occlusie/ collaps hoger
–> minder sputum mobilisatie - Lucht/ weefsel opp: minder/ onrijpe alveoli –> minder uitwissle opp en risico op atelectase
- Ribben hebben meer kraakbeen en staan meer horizontaal
genetisch invloed op kind
- congenitale afwijkingen
- syndromen
- familliar/ de novo
biologische invloed kind
- prematuriteit
- geboorte trauma
- infecties
- chronsiche ziekte
- homronale afwijkingen
omgeving invloed op kind
in utero:
- maternale ziekten: DM, hypertensie en infectie
- intoxicaties: roken, medicatie en drugs
voeding
sociaal milieu:
- gezin/ familie: ses, hechting, emotionele deprivatie
- overig: oppas, kinderdagverblijf, school en sociale contacten
comminicatie kind is anders:
- Anamnese gericht op gorei en ontwikkeling
- Anamnese beinvloedende factoren
- Sterk leeftijdsafhankelijk: inieke eisen per leeftijdscategorie
- Familie/ ouders
- Non verbale communicatie
- Lichamelijk onderzoek
mens moedermelk in verglijking met andere dieren
- weinig eiwit
- we denken: veel suiker: lactose
redenen stoppen moedermelk
begin vooral onzeker over voldoende voeding en pijn en vanaf maand 3: niet goed te combineren met werk
waarom in NL minder melk
- koemelk land
- Sterke melkindustrie: reclame
- Kort bevalverlof
- Lacatiekundige begeleiding: minder omas die helpen, heel indivindualistisch
voordelen moedermelk
- Minder maagdarminfecties -50%
- Minder middenoorontsteking -50%
- Minder luchtweginfecties - 33%
- Overgewicht en diabetes op latere leeftijd
- Betere hersenontwikkeling en visueel
- Eczeem (atopische dermatitis)
- Psychische toestand moeder: preventief voor postnatale depressie en psychose
IgA
specifiek tegen verwekkers waar moeder mee in aanraking komt en dat is zelfde omgeving als het kind
wat zit er in moedermelk
- aspecifieke afweer
- specifieke afweer
- probiotica
- prebiotica
- cytokines chemokines en receptoren
- anti- inflammatoire facren, antioxidanten, lactoferine
- bindingseiwitten
- enzymen
probiotica
levende bacterien die een gunstig effect hebben op je microbioom
lactoferinne
tegen bacterien
waarom is microbioom cruciaal
- Gunstiger profiel
- Probiotica
- Meer divers
- Levenslang efect
- Meer bifidogene bacterien en lactobacilles
–> ook een rol in vertering en hersenfunctie
minder cardiovaculaire risicofactoren door moedermelk:
- Obesitas
- Bd
- Retinavaten
- Insuline ongevoeligheid, glucose en DM2
- Lipen profiel
- Cartis intima media dikte
hoe heeft hersenfunctie dodiseffect
Door essentiele vetzuren at bouwstof is voor hersenweefsel en retina
–> lange keten LC- PUFA’s
effecten borstvoeding prematuren
- Minder infecties
- Snellere volledig enterale voeding
- Necrotiserende enterocolitis 6-10x verminderd
- Minder heropnames na ontslag
- Betere hersenontwikkeling
compositie moedermelk
- varieert met behoefte kind
- Alle macro en micronucrienten die een baby nodig heeft: micro: vitaminen, mineralen, zouten en tres elementen
- Immunologische componenten
- Groeifactoren, hormonen
- enzymen
colostrum
eerste melk
- Veel eiwit
- Extreem rijk aan immunoglobulines ea immunologische stoffen als lactoferrine
vit suppletie
Vit k en D suppleren bij borstvoeding en d ook bij flesvoeding
Vit k bij 1e 3 maanden en D tot min 4 jaar
prematur suppletie
extra eiwit, calcium en fosfaat aaangevuld owrden voor groei en preventie rachitus
lactatie fysiologie
- Prolactine: zorgt voor productie dat je melk gaat maken, kan ook medicamenteus gestimuleerd worden, komt vrij door tepel prkkeling, voorkwab
- Oxytocine: toeschiereflex bij xien/ horen/ voelen kind, zorgt ook psychisch voor binding, achterkwab
–> is met neusspray te geven
- Oxytocine: toeschiereflex bij xien/ horen/ voelen kind, zorgt ook psychisch voor binding, achterkwab
maternale complicaties
- Tepelkloven
- Verstopping
- Mastitis/ abcedering
–> vaak door de techniek
–> op te lossen door ontlast: dus doorgaan met geven
stille ondervoeding aan borst
- Visueze cirkel: niet krachtig genoeg om te drinken
- Advies kolven en bijvoeden
- En lacatiekundig begleidng geven
contraindicaties borstvoeding
- Borstlesies: TBC, varicella, HSV
- HIV met viral load, maar niet in land met slecht drinkwater
- Medicatie dat kind niet goed kan klaren: psychofarmaca als lithium en antidepressiva
- Overmatig alcohol
- Harddrugs en hoge dosis methadon
- chemotherapeutica
6 weken zwanger bloedverlies oorzaken
- Fysiologisch
- Dreigende Miskraam
- Minder waarschijnlijk: mola en EUG
aanwijzingen eug
- Vaginaal bloedverlies
- Hevigere en/of andere buikpijn dan menstruatie
- risicoactorenL tuba chirurgie, ertiliteitsbehandeling, PID en eerdere EUG
- Zangerschap bij spiraal/ na sterilisatie
- Bij LO: palpatie buik, peritoneale prikkeling, slingerpijn bij VT
- Positieve zwangerschapstest
- Ccave: bedreigde situatie
mola zwangerschap
- Tumoreuze groei van placenta (na bevruchting en overleiden eicel)
- Komt weinig voor
- Te zien op echo
- Symptomen vaak later in zangerschapL vaginaal bloedverlies en hypermesis gravidarum
bloedverlies in 3e trimester oozaken
- dreigende vroeggeboorte
- Plaventa preavia
- Abruptio (solutio) placentae
hypermeisis gravidarum
- Dreigende dehydratie
- Gewichtsverlies
- Onvoldoende verbetering klachten ondanks behandeling met anti emetica
–> verwijzing gynaecoloog
geven bij hypermeisis zonder dehydratie/ gewichtsverlies
- Meclozine: 1e keus
- metoclopramide
symptomen pre- eclamspie/ HELLP
- Pijn in bovenbuik/ tussen de schouderbladen met misselijk en braken
- Hoofdpijn, erger worden
- Visus klachten
- Misselijk/ braken
- Ziek of griepachtig gevoel ( zonder koorts)
- Vocht in gezicht, handen en voeten
mastitis
- Lokale pijnlijke ontsteking
- Komt door stase van melk in melkgangen wat koorts kan geven
- Infectie vaker bij tepelekloven o acuut begin
beleid:
- Stase tegen gaan frequent voeden - Warmte compressen - Pijnstillen - Antibiotica bij : algemeen ziek, koorts en tepelkloven of geen verbetering bij afwachtend beleid --> advies: fluclaxcilline
3 b’s
- Borsten
- Benen
- Buik