aantekeningen Flashcards

1
Q

extreem preterm

A

< 28 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

surfactant

A
  • gemaakt bij 34 weken
  • door type 2 pneumocyten
  • verlaging oppervlakte spanning in alveoli
  • zo klappen de alveoli niet dicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontstaan premature retinopatie

A

oogontwikkeling in wee 34-36
bij een prematuur stopt dan de angiogense in oog en dan laat de retina los: blind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bronchopulmonale dysplasie

A
  • verstoorde architectuur in de longen
  • witte waas op x- thorax
  • bij inspanning beperkte capaciteit
  • cognitieve en taal problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

risicofactoren BPD

A
  • prematuur
  • roken in zwangerschap
  • hypertensie moeder
  • laag geboortegewicht
  • jongens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

transplacentaire intra uteriene infecties

A
  • listerea monocytogene
  • toxoplasmose gondii
  • CMV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intra uteriene infecties bij langdurig gebroken vliezen (opstijgend uit vagina)

A
  • GBS
  • e. coli
  • HSV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

torches kenmerken

A
  • dysmaturiteit
  • microcephalie
  • hepatosplenomegalie
  • bloeduitstorting
  • icterus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soorten HSV bij neonaat

A

gedissemineerd:
- eind van eerste week
- lijkt op normale sepsis maar ook hersenen en longen aangedaan
- 60% mortaliteit en 40% morbiditeit

czs:
- 2e tot 3e week
- menigitis/encefalitis, maar celgetal niet verhoogd
- mortaliteit 14% en morbiditeit 56%

huid ogen en mond
- 2e week
- niet in brein en nauwelijks in longen, mildste vorm met beste afloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ACD

A

bloedvaten te centraal voor alveoli ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pulmonale hypertensie

A

verdikte vaatwand in arteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is er anders bij de farmacokinetiek bij een neonaat

A
  • hogere pH in maag: hogere penicilline en erytromycine, lager fenyltoine en fenobarbital
  • in darm duurt het langer om een medicijn op te nemen
  • lagere enzymactiviteit van bv CYP 450 in de darm
  • efflux transporters nemen pas na de geboorte toe
  • ## passage snelheid is vertraagd in de maag –> trage absorptie en reflux
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

SHOX

A

Xp22.3 en Ypqq.3
- korte ledenmaten
- spierhypertrofie
- madelangsedeformiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

turner

A
  • gezichtsdysmorfie
  • korte + gebogen radius en ulna
  • wijde tepels
  • korte benen
  • hart- en nierafwijkingen
  • grote kans op auto- immuunziekten en POI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

silver russel

A
  • SGA
  • macrocefalie en frontal blossing
  • voedingsproblemen/ lage BMI
  • clinodactylie en assymetrie
  • post nataal slechte groei
  • ontwikkelingsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

GH deficientie

A
  • meer vet
  • minder spier
  • mindere botdichtheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

eigenschappen kind bovenste luchtwegen

A
  • groot hoofd en korte nek
  • nauwe neusgaten
  • grote tong en relatief zachte mondbodem
  • adenoid- en tonsilhypertrofie
  • hoefijzervormige epiglottis in hoek van 45 graden
  • hoger en meer anterieure larynx
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onderste luchtwegen

A
  • corcoidring als nauwste deel van luchtweg
  • korte en slappe trachea
  • klein totaal opp van de longen
  • diafragma dominante ademhalingsspier en minder type 1 vezels
  • horizontale ligging ribben
  • compliante thoraxwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

milieu interieur

A
  • verlaagde albumine binding bij kind < 1 jaar
  • meer water, minder vet
  • betere bloed- hersenbarriere doorgan
  • verlaagde activiteiti CYP 450 enzymen
  • lagere GFR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

maag- darm

A
  • hogere ph in maag door melkproducten
  • trage maaglediging
  • groot darm opp, onregelmatige peristaltiek
  • kortepassagetijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hart en circulatie

A
  • meer bloedvolume
  • dominante recterventrikel in eerste 4-6 maanden
  • minder contractiel hartweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

huid

A
  • groot lichaams opp
  • dunne huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

andere dingen die anders zijn bij kinderen

A
  • onrijp afweer
  • fragiele cerebrale vaten
  • mindere werking stollingsfactoren’- hogerer zuurstofconsumptie
  • meer REM slaap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

verdachte fracturen voor kindermishandeling

A
  • schuin in midden
  • spirale fracturen in midden
  • bucket handle
  • rib en wevelfractuur: shaken baby
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

plekken voor non- accidentele blauwe plekken

A
  • gelaat
  • romp
  • genitalien
  • billen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

andere tekenen die wijzen op mishandeling

A
  • multipele fracturen
  • wijde + grillige fractuurlijn
  • wijde schedelnaden
  • intercranieel letsel/ hematoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

stap 1 van de meldcode

A

vragen naar voldoende zorg/ verzorging en veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

pre- operationele periode

A
  • realisme
  • 2-7 jaar
  • gedachten en emoties krijgen een fysische gedachtenvorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

concreet operationele periode

A
  • 7-11 jaar
  • logischer en flexibeler denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hoe verschilt vygotsky met paget?

A
  • omgeving is ook belangrijk
  • ieder kind heeft een eigen manier
  • er is ruimte voor variatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

morele ontwikkeling van kohlberg

A

3 stadia:
- preconventioneel: directe gevolgen van gedrag
- conventioneel: groepsvorm
- post conventioneel: abstracte begrippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

principes van wilson

A

factoren die teratogeniteit beinvloeden:
- structuur + werkingsmechanisme
- dosis + duur
- maternale modificatie
- placenta passage
- embryonale periode
- capaciteit van organen om stoffen te metaboliseren
- genetsich bepaalde gevoeligheid van organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

teratogene geneesmiddelen

A

valprolaat (anti- epilepticum)
thalidomide/softenon (tegen misselijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

LAREB

A

voor teratogeneeffect van geneesmiddelen en stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

voorbeeld allelische afwijking

A

achondroplasie en menkes: beide door FGFR-3 gen mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

voorbeeld genetische heterogeniteit

A

noonan: kan doormutatie PTPNII- gen, SOS- 1 gen en KRAS gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

potter sequentie

A

een oliogohydramnion
door een nierprobleem
hierdoor foetale compressie waardoor klompvoeten kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

treacher- collins syndroom

A

cleft in 6,7,8 van de classificatie van tessier

door TCOF-1 afwijking
mond en oorgebied aangedaan en evt macrostomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

trias van pierre robin sequentie

A
  • micrognatie/ retrognatie
  • glossoptosis
  • OSAS

behandeling: mandibula distractie: kans verlies tanden en sensibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

torticollis

A

scheve nek door fibrose : probleem m. sternocleidomastoideus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

ontstaan cheilognathopalatoschisis

A

verstoring frontonasale en maxillaire prominentie : sluiting in week 6-9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

ontstaan geisoleerde palatoschisis

A

fusieprobleem tussen palatum gewelven in week 13/14
–> primair front en secundair maxillair

43
Q

spraak verbeterende chirurgie

A
  • interventie veloplastiek
  • wanglap
  • pharyngoplastiek: ruimte tussen mond en keelholte vernauwen
44
Q

spoedbehandeling bij hypotensie

A
  • vaatvulling
  • inotropica iv (dobutamne)
  • prostaglandine E1
45
Q

haploinsufficient

A

er worden te weinig eiwitten gemaakt

46
Q

dubbel heterozygoot

A

er worden 2 mutaties op 2 genen die bv bardet biedel veroorzaken

47
Q

compound hetrozygoot

A

op elk allel van een gen een andere mutatie

48
Q

2 hit hypothese van knudson

A

het bestaat uit 1 hit en je 2e krijg je dan ergens in je leven dan krijg je bv kanker bij BRCA mutatie

49
Q

cephale index

A

verhouding diameter linker tot rechter oor en neus tot achterhoofd

50
Q

synophrys

A

doorgetrokken wenkbrauw

51
Q

kenmerken down

A
  • upslant ogen
  • amandelvormige ogen
  • brushfield spots
  • korte oogspleet
  • strabisme
  • puffy eye lids
  • viervingerlijn
  • verdikte, korte tong
  • brachydactylie
52
Q

kenmerken silver- russel

A
  • grote schedel
  • groot voorhoofd
  • lage spiertonus
  • poppengezicht
  • klein
  • hyperlaxiciteit
53
Q

shprintzen syndroom

A

cardiofaciaal syndroom met 22q11 deleteie
- hemifasciaale microsomie
- faciale parese
- ptosis
- onderontwikkelde neusvleugels
- brede stand ogen
- open mond: zichtbaar tandvlees
- kin naar achteren
- lang, smal gelaat
- schisis

54
Q

MKKS gen

A
  • kaufman- Mckusick syndroom
  • bardet- biedel syndroom: tri allelische overerving met renitis pigmentose: nachblind naar blind
55
Q

syndroom van waardenburg

A
  • heterochromasie
  • slechthorend/doof
  • witte haarlok (poliosis)
  • synophrys
  • dopneus
56
Q

stoornissen met organellen

A
  • Er: stoornis biosynthese secretoire eiwitten
  • plasmamembraan: stoornisplasmamembranen transport
  • golgi: glycolisering probleem
  • mitochondrien: energiehuidhouding
  • peroxisomen: afbraak van lange vetzuurketens anders bv ziekte van zellweger
  • lysosoom: lysosomale stapelingsziekten
57
Q

ongewone geuren

A

dier: fenylketonurie
zweetvoet: isvateriaan acidurie
kool + verzuurde boter: tyrosinemie type 1
rottende visgeur: trimethylaminurie

58
Q

kenmerken hydrops foetalis

A
  • hepatosplenomegalie
  • hart falen
  • anemie
  • ademhalingsinsufficientie
59
Q

ziekte van menkes

A
  • spierslapte
  • epilepsie
  • minder oogcontact
  • hyperlaxiteit huid en gewrichten
  • Afwijkende haagroei
  • x- recessief, mutatie in ATP7a: koper transport gen: zo kan er geen koper in golgi
60
Q

urinekristallen bij kinderen

A

lesch nyhan

61
Q

wanneer high risk

A
  • iets gevonden bij 20 w echo
  • zelf een aangeboren afwijking
  • eerder kind met een aangeboren afwijking
62
Q

percentage nieuwe bevindingen bij een obductie

63
Q

reden negatieve uitslag WES

A
  • mozaik
  • fout in een niet coderend gen
  • repeat expansion: je weet niet hoeveel repeats
  • mitochondriale overerving
  • methyleringsafwijkingen
64
Q

vervolgstappen bij VUS

A
  • functioneel onderzoek
  • splicing onderzoek
  • segregratie analyse bij bloedverwanten
  • RNA sequencing: heeft het effect op RNA expressie?
65
Q

hoge glucose

A

> 5,6 moet je naar kinderarts

66
Q

GGR bepaald door

A

BMI + aanwezige risicofactoren en comorbiditeiten

67
Q

tufted angioma

A

paars- rode vlekken

68
Q

kapsiform hemangio- endothelioom

A
  • groot
  • anemie
  • hemolyse
  • trombocytopenie
  • behandeling: vincristrie en sirolimus (rapamycine)
69
Q

tekenen maligne

A
  • eerder bloeden
  • donkerder
  • glanzend
70
Q

lymfatische malformatie

A

maculae en vesicels die lijken op waterwratten met exponentiele groei

bij lymfoedeem kans op erysipelas en ulceraties

71
Q

syndromen bij vasculaire malformaties

A
  • KTS: wijnvlek + veneus/ lymfatisch
  • parker- weber: KTS + veneus aspect
  • proteus: capillaire malformatie + veneus/lymfatisch + asymmetrische overgroei
72
Q

aanduiding van mutaties

A
  • C: coderende sequentie
  • p: eiwitnummering
  • G: gnomische sequentie

aminozuur blijft hetzelfde: ‘p = ‘

73
Q

wat kan je evt horen bij een ASD

A

shouffle in 2e IC links

of ruis in ic 3 links door relatieve pulmonalisstenose

74
Q

waar hangt de grootte van een links- rechts shunt van af?

A
  • grootte defect
  • drukverschil in hartruimtes
  • weerstandverhouding long- en lichaamscirculatie
  • plaats defect en compliantie hartkamers
75
Q

waardoor splijting van 2e harttoon?

A

door tijdsverschil sluiten aorta en pulmonalis klep> bij diepe inspiratie is dan meer splijting

76
Q

tetalogie van fallot

A
  • overrijdende aorta
  • VSD
  • pulmonalisstenose
  • rechterkamerhypertrofie
77
Q

L- r shunt afwijkingen

A
  • ASD
  • VSD
  • open ductus botalli
  • AVSD
78
Q

R- L shunt afwijkingen

A
  • teratologie fallot
  • transpositie grote vaten
  • truncus arteriosus
  • tricuspidalis artresie
  • totaal abnormale longvenedrainage
79
Q

compensatie mechanismen

A
  • toename HF ( en AF)
  • vergroten contractiliteit myocard
  • perifere vasoconstrictie
  • myocardhypertrofie

–> bleek en linkerkamer hypertrofie

80
Q

verschil ancepfalie en meyelomeningocele en spina bifida

A

myelomeningocele en acpefalie is onvoeldoende sluiting neurale buis
spina bifida is abnormale mesoderm om neurale buis

81
Q

basale en alar plaat

A

basale plaat: ventraal en motorisch
alar plate: dorsaal en sensibel

82
Q

rhombomeren

A

hox genen voor craniocaudale ontwikkeling

83
Q

shh

A

uit notochord en bodemplaat: ventralisatie ruggenmerg

84
Q

BMp

A

roofplate: sensorisch

85
Q

anterieur

A

wnt remmers en posterieur word wnt gemaakt
voor en midden: OTx2
caudaal: Gbx2

86
Q

CLOVES syndroom

A
  • overgroei ledematen
  • lymfatische malformaties
  • hypertrofie van de handspieren
87
Q

macrodactylie

A

overgroei vingers: pl3k pathway probleem

88
Q

clinodactylie

A

krom in radio- ulnaire richting

89
Q

ziekte van steinert

A

AD met anticipatie: CTG repeats in DMPK- gen

90
Q

syndroom van sotos

A
  • NSD-1 mutatie
  • macrosomei en macrocefalie
  • grote handen en voeten en voorlopen op skeletleeftijd
  • pntige kin en hypertelorisme
91
Q

affect speigeling

A
  • markeren affect
  • interpreteren en reprenteren affect
  • moduleren affect
  • expressie emotionele respons of actie
92
Q

motomerie en motoscopie

A

motomerie: kwantiteit: mijlpalen
motoscopie: kwaliteit: bepalen wat normaal is

93
Q

cerebrale parese kenmerken

A
  • geen hoofdbalans
  • slipping through
  • scharen van benen
  • handen in vuist

dus axiaal en romb slap maar spanning in extremiteiten

94
Q

premutatie huntington

A

27-35 CAG repeats op chrom 4
en bij vader op kind meer expansie dan bij moeder op kind

95
Q

strange situation procedure

A
  • zoeken nabijheid
  • onderhouden van contact
  • afweer
  • vermijdend gedrag
  • hereniging na separatie
96
Q

waarom kreunen

A

hoog houden eind expiratoire druk om kleine luchtwegen zo te gebruiken

97
Q

WETFLAG

A
  • Weight: 2,5 x leeftijd + 8
  • Energie: 4j/kg
  • Tube dia: leeftijd/ 4 + 4 of prematuur <1 : 2,5 tot 3, a term tot 6 m 3,5 en aterm na 6 m 4
  • Fluids: 10 ml/kg
  • lorazepam: o,1 mg / kg
  • adrenaline: 0,1mg/kg
  • glucse 2ml/ kg in 10 % oplossing
98
Q

testis functie in geslachtsdeterminatie ( week 11)

A

leydigcellen: testosteron en dit stabiliseert en stimuleert ontiwikkeling van buizen van wolff, fusie plooien en wallen en 5 alfa reductase wat voor DHT zorgt
DHT: prostaat, scrotum en fallus

sertolicellen: AMH

99
Q

Androgenitaal syndroom ( AGS)

A
  • kan geen aldosteron/ cortisol gemaakt worden uit cholesterol
  • dit zorgt voot meer ACTH en meer testosteron
  • in hielprikscreening door meten 17- hydroxyprogesteron
  • suplletie cortisol en aldosteron
100
Q

wat komt er uit buizen van wolff en muller?

A
  • wolff: zaadblaasjes, epididymis en vas deferens
  • muller: eileider, uterus en bovenste deel vagina
101
Q

legen van de blaas

A
  • contractie parasympatische m. detrusor via plexus pelvicus
  • relaxatie somatische urethrale sfincter via n. pudendus
102
Q

werking hersenen plassen

A
  • cerebrale cortex: timing: drang dempen en stimuleren
  • pons: pontiene mictiecentrum (PMC) en sacrale mictie centrum: versterking en fijne afstelling
103
Q

insuline like factor 3

A

indalen testis

104
Q

DMTR1

A

voor mannen een supporting hormoon