Week 8 Flashcards
Hoe worden hematologische ziekten ingedeeld?
- In welke cel/cellijn: myeloid of lymfatisch?
- Welk orgaan? Beenmerg, lymfklier of milt/lever?
- Hoe snel? Acuut of chronisch?
Wat is leukemie?
Maligne ontaarding in beenmerg
myeloid of lymfatisch
acuut of chronisch
Wat zijn myeloproliferatieve ziekten?
Maligne ontaarding in beenmerg
Essentiele Trombocytose (megakariocyten lijn)
Polycythemia Vera (erythoide lijn)
Myelofibrose (myeloide lijn)
Wat is myelodysplasie?
Maligne ontaarding in beenmerg
voorstadium acute myeloide leukemie
Wat zijn lymfomen?
Maligne ontaarding in lymfeklier (B- of T-cel). Kunnen secundair de BM infiltreren
Hodgkin, non-Hodgkin
Wat is een multipel myeloom?
Maligne ontaarding plasmacel in beenmerg
afwijkend immunoglobuline productie (paraproteine)
Welke soorten prognostische factoren zijn er voor AML?
- Patiënt gebonden
- Ziekte specifieke
- Therapie gerelateerde
Beschrijf de therapie van AML
- 2 Intensieve chemo kuren + targeted therapie (bv FLT3-inhibitor)
- Na 2 therapieën belangrijk beslismoment waarbij prognostische factoren een rol spelen: keuze voor vervolgbehandeling (chemo, auto-SCT, allo-SCT)
Wat zijn patiënt gebonden prognostische factoren?
- Leeftijd: hoe ouder de patient hoe slechter de overleving
-Performance status - Comorbiditeiten (comorbidity index): alle niet-hematologische aandoeningen in VG of op moment diagnose
Wat voor integrale diagnostiek wordt bij AML gedaan?
- Cyto-morfologie: in bloed en beenmerg, diagnose AML
- Immunologie (flow cytometrie, kenmerken membraaneiwitten)
- Moleculaire diagnostiek: mutaties
- Cytogenetica: chromosomale afwijkingen
- Biobanking: materiaal bewaren
Wat betekenen de verschillende cytomorfologische waarden?
Normale persoon <5% blasten. >20% AML. 5-20% MDS. Sommige AML kunnen <20% blasten hebben bij een specifieke moleculaire afwijking
Welke onderzoek levert uitslagen met prognostische waarden voor AML?
-Moleculaire diagnostiek (bv -7)
-Cytogenetica (bv NPM1 en FLT3 mutaties, bepaalde combis komen vaker voor)
-Blasten % maakt voor prognose niet uit
-Flow-cytometrie alleen voor diagnose en niet voor prognose
Wat zijn ziekte specifieke prognostische factoren van AML?
– Cytogenetische afwijkingen: helft heeft afwijkend karyotype
– Moleculaire afwijkingen (mutaties)
Hoe wordt bij diagnose van AML risico classificatie gedaan?
Obv cytogenetische en moleculaire afwijkingen goed, gemiddeld of slecht
Wat zijn therapie gerelateerde prognostische factoren?
- Respons (CR)
- Minimale-residuale-ziekte (MRD): Gaat om tijdstip na de 2 chemokuren. Als CR bereikt (<5% blasten) dieper kijken of er toch nog resterende leukemie zit (MRD): dus CR +/- MRD. MRD kan leiden tot relapse
Wat voor consolidaties worden bij AML gedaan?
-Goede prognose zonder MRD (NPM1+) auto-SCT (of chemo), met MRD allo-SCT
-Gemiddelde prognose zonder MRD auto-SCT (of chemo), met MRD allo-SCT
-Slechte prognose-> allo-SCT
Hoe is AML therapie in Nl veranderd?
Bij jongere mensen veel meer allo-SCT toegepast. >60 minder SCT, vooral chemo. >70 vooral supportive care. Transplantaties tot 70 gedaan
Hoe wordt MRD gemeten?
Kijken met flowcytometrie en moleculaire technieken zoals PCR. Slechtste prognose als beide positief (NGS + MFC), best als beide negatief
Wat is het beenmerg beeld bij MDS?
Dysplasie: vormafwijkingen in de erytropoiese
5-20% myeloblasten
Hypercellulair
Type EB: excessive blasts
Wat is een kenmerkende cytogenetische afwijkingen bij MDS?
-7
Wat is het myelodysplastisch syndroom?
Klonale aandoening hematopoietische stam/progenitorcellen gekenmerkt door
1. ineffectieve hematopoiese (cytopenie)
2. neiging tot leukemische evolutie (grote kans op progressie tot AML)
Bij wie komt MDS het vaakst voor?
MDS vooral ziekte van de oudere leeftijd (mediane leeftijd bij diagnose 74 jaar). Wat meer bij mannen. Ongeveer 500 diagnoses/jaar in Nl
Wat is de klinische presentatie van MDS?
Asymptomatisch
Symptomatisch:
- Vermoeidheid en/of kortademigheid → t.g.v. anemie
- Terugkerende (opportunistische) infecties → t.g.v. neutropenie
- Bloedingsnijgingen → t.g.v. trombocytopenie
Zijn de symptomen van MDS ziekte specifiek?
Symptomen zijn niet specifiek en kunnen ook veroorzaakt worden door andere aandoeningen (zowel maligne als niet-maligne)
- Nutriëntendeficentiës: bijv. ijzer, vitamine-B1, -B9 (foliumzuur) of -B12
Hoe wordt MDS gediagnosticeerd?
Dysplasie is niet bewijzend voor MDS maar wel een vereiste kenmerk. Dysplastische kenmerken kunnen ook bij andere aandoeningen optreden
3 mnd persisterende dysplasie waarbij je alle andere oorzaken hebt uitgesloten
Wat is de oorzaak van MDS?
Veroorzaakt door genetische of epigenetische veranderingen in hematopoietische stam/ voorlopercellen
Wat veroorzaakt de genetische afwijkingen in hematopoietische stamcellen?
- Replicatiefouten
- Expositie aan carcinogenen
- Erfelijke factoren
Welke carcinogenen kunnen genetische afwijkingen in hematopoietische stamcellen veroorzaken?
- Bijv. benzeen, pesticiden en petroleumderivaten
- Behandeling met chemo- en/of radiotherapie voor een andere maligniteit
->Alkylerende middelen (zoals cyclofosfamide, latentietijd: 5-15 jr.)
->Topoisomerase II-remmers (zoals antracyclinen en etoposide, latentietijd: 1-2 jr.)
Hoe vaak komen cytogenetische afwijkingen bij MDS voor?
40% heeft geen cytogenetische afwijkingen. 10-15% heeft complex karyotype (3+ afwijkingen). Bepaalde afwijkingen zijn voldoende om diagnose te stellen (bv -7)
Hoe vaak komen mutaties in MDS voor?
▪ In ongeveer 90% van de patiënten kunnen mutaties gedetecteerd worden
▪ 2 soorten genen vaak vroeg gemuteerd: epigenetische regulatoren en regulatoren van mRNA splicing
Welke 2 vormen van epigenetische regulatie zijn er?
- DNA methylering
- Histon-modificatie
Waar vindt DNA-methylering plaats?
Methylering van cytosine (C5) in CG eiland in promotor van gen.
Wat is de rol van DNA-methylering bij MDS?
Bij MDS hypermethylatie van promotoren van veel genen.
TP53 zorgt voor apoptose bij DNA schade. Bij methylatie van tumorsuppressorgenen (silencing) kunnen gemuteerde cellen niet in apoptose en kunnen leiden tot een klonale ziekte
Wat draagt bij aan de evolutie van gemuteerde klonen?
Hematopoietische stamcellen liggen in een hematopoietische niche met vele verschillende componenten. Interactie tussen stroma en afwijkende cel bepaalt of het zal overleven en klonaal afwijkende populaties zal vormen
Afwijkingen in stromale cellen kunnen er ook voor zorgen dat MDS ontstaat: afwijkingen ontstaan in hematopoietische stamcel
Mutaties en inflammatie in micro-omgeving MDS. Additionele mutaties kunnen selectie klonen tot gevolg hebben
Wat is de prognose van MDS?
Prognose varieert met levensverwachting van maanden tot vele jaren
Hoe wordt het risico van MDS berekend?
IPSS-R: risicoclassificatie voor MDS.
-Cytogenetica
-Blastenpercentage
-Hb: hoe diep is de anemie
-Plaatjes: trombopenie
-ANC: neutropenie
-Nu ook moleculaire afwijkingen
Wat is de overleving gebaseerd op IPSS-R?
Zeer laag (≤1.5) 8,8
Laag >1.5-3 5,3
Intermediar (>3-4.5) 3,0
Hoog (>4.5-6) 1,6
Zeer hoog (>6) 0,8
Wat zijn de uitgangspunten van de MDS behandeling?
❑ MDS is heterogene ziekte. Prognose varieert van maanden tot jaren
❑ Behandeling resultante afweging prognose ziekte versus risico behandeling
❑ Allogene stamceltransplantatie enige in potentie curatieve optie (met relatief hoog risico mortaliteit)
Hoe wordt MDS behandeld bij een laag risico?
Supportive care
▪ Transfusie van erytrocyten en/of trombocyten, meestal i.c.m. ijzerchelatie therapie
▪ Groeifactoren (EPO en/of G-CSF)
Soms immuunsuppressieve therapie
▪ Anti-thymocyt globuline en/of cyclosporine-A
Hoe wordt hoog risico MDS behandeld?
Intensieve chemotherapie
▪ Volgens AML-protocol
Ziektemodulerende middelen
▪ Azacitidine, lenalidomide, luspatercept
Allogene stamceltransplantatie: hangt af van leeftijd (<70), type MDS en diversie klinische en prognostische factoren
Hoe werkt azacytidine?
5-Azacytidine is een cytidine homoloog dat niet kan worden gemethyleerd-> verlies DNA methylatie. Geeft betere overleving
Wat wordt ermee bedoeld dat MDS een heterogene presentatie heeft?
Verschil in symptomen, morfologie van het beenmerg (dysplasie), aantal blasten in het beenmerg en cytogenetische abnormaliteiten
Welke eigenschappen maken stamcellen geschikt voor SCT?
- Self-renewal
- Multilineage differentiatie potentieel
Zorgen stamceltransplantaties voor een afstotingsreactie?
Auto-SCT: geen afstotingsreacties
Allo-SCT: wel afstotingsreacties. Host-versus-graft of graft-versus-host
Welke bronnen van stamcellen zijn er?
- Beenmerg: bekkenpuncties op OK
- Perifeer bloed
Hoe worden stamcellen uit het perifeer bloed verzameld?
- Bloed tijdelijk verrijken voor de aanwezigheid van stamcellen mbv een GF die de stamcellen vanuit het beenmerg naar het perifere bloed mobiliseert.
- Stamcelaferese: gemobiliseerde stamcellen uit bloed filteren
Welke groeifactoren worden gebruikt om stamcellen te mobiliseren?
-G-CSF (verbreekt interactie stamcel en stromale cellen in BM, effect na 4-5 dagen)
-CXCR-4 agonist (Plerixafor, competitie voor binding van stamcellen aan SDF-1 op de stromale cellen, effect binnen enkele uren).
Wat zijn de voor- en nadelen van stamcellen uit het perifeer bloed verzamelen?
Milder voor donor, grotere hoeveelheden stamcellen in transplantaat (snellere en betere repopulatie)
Meer risico op graft-vs-host ziekte bij allo-SCT door grotere hoeveelheden T-cellen in transplantaat
Wat zijn de stappen van een autologe HSCT?
- Voorbehandeling met gewone chemo (inductie) om ziekte zo ver mogelijk terug te dringen en chemo gevoeligheid te beoordelen
- Stamcellen mobiliseren met GF en verzamelen
- Hoge dosis therapie (myeloablatieve conditionering)
- Autologe HSCT
Wat zijn indicaties voor een auto-HSCT?
- Multipel myeloom, standaardtherapie t/m 70.
- NHL
- Testiscarcinoom, mammacarcinoom, MS
Wat zijn mogelijke complicaties van auto-SCT infusie?
DMSO (dimethylsulfoxide): conserveringsmiddel dat aan in te vriezen cellen wordt toegevoegd om de vorming van schadelijke ijskristallen te voorkomen. Het oplosmiddel wordt na ontdooien niet weggewassen maar met het transplantaat aan de patient toegediend. Patiënten kunnen milde klachten van malaise, temperatuursverhoging, rillen en misselijkheid krijgen van DMSO. In zeldzame gevallen kan een (ernstige) allergische reactie optreden. Het conservingsmiddel wordt na toediening uitgescheiden via de longen (uitademing), urine, ontlasting en huid
Wat zijn mogelijke complicaties van beenmerg chemo?
- tijdelijke diepe pancytopenie (1-3 weken)
- infecties
- mucositis (mond, gastrointestinaal)
- alopecia (vaak al preëxistent aanwezig)
- misselijkheid, braken, verminderde/geen inname
- infertiliteit
- lange termijn: secundaire leukemie/myelodysplasie
Hoe groot is de kans op overlijden door complicaties van auto-SCT?
1-3%
Hoe werkt allogene HSCT?
Donorstamcellen aan patient na voorafgaande chemo/ radiotherapie om bloedcelvorming te herstellen. Transplantaat bevat ook immuuncompetente cellen (mn T-cellen) die de bij patient aanwezige residuale tumor als lichaamsvreemd herkennen: graft-vs-tumor effect-> eliminatie residuale tumorcellen
Welke 2 afstotingsreacties kunnen bij allo-HSCT optreden?
- Graft-vs-host ziekte: immuuncellen herkennen gezonde weefsels als lichaamsvreemd
- Host-vs-graft reactie: immuuncellen host stoten transplantaat af, rejectie. <5% transplantaties door immunosupressiva
Wat zijn de indicaties voor allo-HSCT?
AML/ALL belangrijkste.
Stamcelziekten (aplastische anemie), erfelijke aangeboren afwijkingen immuunsysteem (bv SCID), Hbpathien, overig
Waarop wordt gelet bij stamceldonor matching?
HLA type donor zvm identiek. HLA-klasse-I (HLA-A -B en -C) en II antigenen (HLA-DR -DQ en -DP).
Waar zitten de HLA-genen?
HLA-genen binnen MHC op de korte arm van chromosoom 6. 2 haplotypen. Sterk polymorfisme: van elk gen zijn er veel verschillende allelen
Wat zijn de kenmerken van HLA overerving?
De kans dat een patient een HLA-identiek familielid heeft is 25%.
Codominantie: moederlijke en vaderlijke HLA allebei tot expressie
Waar zit HLA?
- HLA-1 op alle kernhoudende cellen en trombocyten, presenteren peptiden aan cytotoxische T-cellen. IC antigenen, 8-11 aminozuren
- HLA-2 alleen op APC’s (macrofagen, B-cellen, DC), presenteren peptiden aan helper CD4+ T-cellen. EC antigenen, 9-30 aminozuren
Kan een HLA identieke transplantaat afgestoten worden?
Ja, door minor HLA of minor transplantatie antigenen
Bij wie is het risico op graft-vs-host afstoting het grootst?
Bij vrouwelijke ipv mannelijke donor bij mannelijke ontvanger. H-Y antigen is specifiek voor mannen, door vrouwelijke donor als vreemd herkend
Wat is conditionering?
Chemo voorafgaand aan HSCT. Voornaamste doel: afweer patient zodanig verzwakken dat afstoting voorkomen wordt
Welke 2 soorten conditionering zijn er?
- Myeloablatief: hoge dosis chemo +/- totale lichaamsbestraling. Toxisch/ veel bijwerkingen. Anti-ziekte effect o.b.v. conditionering en graft-vs-ziekte effect. Combi middelen met als gevolg: beenmergsuppressie en diepe pancytopenie 1-3 wk na toediening, pancytopenie houdt lang aan en is veelal onomkeerbaar en fataal als er geen HSCT volgt
- Niet-myeloablatief: lage dosis chemo +/- totale lichaamsbestraling. Niet toxisch/ weinig bijwerkingen. Anti-ziekte effect alleen/ vn obv graft-vs-ziekte effect. Combinatie middelen met als gevolg: nauwelijks beenmergsuppressie/ cytopenie, als HSCT niet mogelijk/ faalt herstel bloedcelaanmaak uit eigen SC
Welke alternatieve stamcelbronnen zijn er?
-Navelstrengbloed
-Andere haploidentieke donor
Wat zijn mogelijke complicaties van allo-HSCT?
-Toxiciteit conditionering
-Graft-vs-host ziekte (GVHD): acuut of chronisch
-Opportunistische infecties: <1 mnd neutropenie, 6-24 mnd B en T-lymfopenie
Bij welke SCT’s wordt conditionering gedaan?
Auto: myeloablatief
Allo: myeloablatief en niet-ablatieve ‘reduced’ intensity