Tentamens Flashcards

1
Q

De milt is een belangrijke schakel in de filtering van de bloedbaan. Welke gebieden en celtypen spelen hierbij een essentiële rol?

A

-Rode pulpa
-Macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doe je bij diagnose VCSS?

A

Geen AO, patient direct naar SEH sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zijn micrometastasen te detecteren?

A

Met nieuwe geavanceerde technieken (liquid biopsies en dus CTC, ctDNA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het bevolkingsonderzoek bortskanker maar tot 75 jaar?

A
  1. Overdiagnose. Oudere vrouwen hebben een kortere resterende levensverwachting en bovendien zijn tumoren bij oudere vrouwen vaker langzaam groeiend. Daardoor is de kans op overdiagnose groter bij oude vrouwen dan bij jongere vrouwen
  2. Kleiner effect van screening De kans dat een sterfgeval voorkomen wordt is kleiner, en áls er een sterfgeval voorkomen wordt, is het aantal gewonnen levensjaren kleiner
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Advies BRCA1 draagster

A

screening van de borsten vanaf 25-jarige leeftijd (MRI), preventieve verwijdering van de eierstokken vanaf 40-jarige leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Familiair borstkanker

A

Eén patiënt met mammacarcinoom <40 jaar
Bilateraal mammacarcinoom met eerste tumor <50 jaar
Mammacarcinoom met meerdere tumoren in 1 borst met de eerste tumor <50 jaar
Triple negatief* mammacarcinoom <60 jaar
Mammacarcinoom <50 jaar en prostaatcarcinoom <60 in dezelfde tak van de familie
Man met mammacarcinoom
Twee of meer eerstegraads verwanten met mammacarcinoom beiden gediagnosticeerd voor het 50e jaar
Drie of meer eerste- en tweedegraads verwanten in dezelfde tak van de familie met mammacarcinoom, waarvan ten minste één tumor
voor het 50e jaar is vastgesteld
Eén patiënt met epitheliaal ovarium/tuba/extra-ovarieel primair peritoneaal carcinoom, ongeacht diagnoseleeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke factoren bepalen de indicatie voor neoadjuvante behandeling bij rectumcarcinoom?

A

-Aanwezigheid van pathologische lymfklieren
-Afstand tot de mesorectale fascie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarmee zijn familiair melanoom en basaalcel naevus syndroom geassocieerd?

A

Dit syndroom is geassocieerd met alvleesklierkanker. Familiair melanoom
Bij dit syndroom komen ook vaak kaakcysten voor en pitting van de
handpalmen.
Basaalcelnaevus syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van een BCC?

A

huidkleurige tumor
(centrale) ulceratie
arborizing vessels/ teleangiectasieen.
glazig/ glanzend/ parelmoer
opstaande rand
zonbeschenen deel van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is een t-waarde significant?

A

Als de gevonden absolute t-waarde groter is dan de absolute kritische waarde van t.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is een studie heterogeen?

A

Studie is heterogeen als I2 >50%, dan alleen random effects model gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Jadad score?

A

Score RCT:
-Randomiseren
-Blinderen
-Withdrawals and dropouts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem vier lange termijn complicaties van een urinedeviatie volgens Bricker (urostoma).

A
  1. Parastomale hernia
  2. metabole acidose
  3. nierfunctieverslechtering
  4. stenose van de ureter-Bricker anastomose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de belangrijkste reden dat na het vinden van een lead compound het proces van ontwikkeling hiervan tot een
bruikbaar medicijn in de preklinische fase tot stilstand komt?

A

De farmacokinetische eigenschappen zijn niet goed, wat blijkt uit proefdieronderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarvoor zijn de validatieset en testdataset nodig?

A

De validatieset is nodig om te evalueren of je de methode goed getraind hebt
De testdataset is nodig om te evalueren of het model generaliseerbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar moet je op letten bij plasma transfusie?

A

Of de antistoffen van het plasma dat je geeft een reactie geven op de ery’s van een patient + rhesus factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De expressie van het CXCR4 molecuul op de tumorcellen blijkt een negatief prognostische waarde te hebben bij mammacarcinoom.
Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring?

A

CXCR4 is de chemokine receptor waarmee cellen SDF-1 / CXCL12 herkennen. Dit chemokine is in relatief hoge concentraties aanwezig in locaties waarnaar mammacarcinoomcellen metastaseren , zoals bot/beenmerg, hersenen, lymfeklieren en lever.

18
Q

Welke tumorkenmerken zijn predictieve factoren voor de respons op systemische therapie?

A

B BR-gradering
C ER/PR positiviteit
D HER2 receptor positiviteit
E proliferatie index

19
Q

Structuur in binnenbocht duodenum
Structuur die o.a. de appendix van bloed voorziet
Verbinding tussen a. colica media en sinistra

A

Structuur in de binnenbocht van het duodenum sphincter v.
Oddi
Structuur die o.a. de appendix van bloed voorziet a. iliocolica
Verbinding tussen de arteria colica media en de arteria colica sinistra arcade van Drummond

20
Q

Wat is de meest toegepaste palliatieve therapie bij prostaatkanker?

A

Androgeendeprivatietherapie

21
Q

Wat is overdiagnostiek van borstkanker?

A

Borstkankers ontdekt bij screening, die zonder screening nooit gediagnosticeerd zouden zijn.

22
Q

Wat is deficit incidence?

A

Daling van de borstkanker incidentie onder de baseline incidentie in de leeftijdsgroep die niet meer in aanmerking komt voor screening

23
Q

Hoe vaak komen afstandsmetastasen bij mammacarcinoom voor?

A

20% van alle vrouwen die mammacarcinoom ontwikkelt binnen 10 jaar afstandsmetastasen

24
Q

Wat zijn verschillen tussen lobulair en NST carcinoom?

A

Diagnostiek is vaak lastiger, ander metastaseringspatroon, vaak minder chemotherapie gevoelig

25
Q

Welke locaties van uitzaaiingen komen relatief vaak voor bij lobulair mammacarcinoom?

A

leptomenigeaal, naar ovaria, rondom holle organen, peritonitis carcinomatos

26
Q

Achterste en voorste excenteratie

A

Voorste (anterior) exenteratie: verwijdering van uw baarmoeder, vagina en blaas
Achterste (posterior) exenteratie: verwijdering van uw baarmoeder, vagina, endeldarm en anus (niet altijd)
Totale exenteratie: verwijdering van uw blaas, baarmoeder, vagina, endeldarm en anus (niet altijd)

27
Q

Centrale limiet stelling

A

Steekproefgemiddelden zijn normaal verdeeld rond het populatiegemiddelde met een spreiding die afhangt van de populatie-standaarddeviatie en van de steekproefgrootte

28
Q

Uitstrijkje baarmoederhalskanker

A

Bij het bevolkingsonderzoek wordt bij iedereen een hrHPV test gedaan, bij een uitstrijkje vanwege post coïtaal bloedverlies niet

29
Q

E7 bij HPV infectie

A

E7 bindt aan pRB waardoor E2F vrijkomt; E2F is nu in staat expressie van celcyclus regulerende genen te stimuleren.

30
Q

Welke antigenen spelen een centrale rol in de acceptatie of afstoting van weefsels en dus ook van stamceltransplantaten?

A

Humane leukocyten antigenen (HLA)

31
Q

Met welke mutatie is een lobulair mammacarcinoom geassocieerd?

A

het is geassocieerd met een CHEK2 1100delC genmutatie
Vaker ER positief

32
Q

Indicaties voor neoadjuvante chemotherapie bij een primair rectumcarcinoom

A

1 Bedreigde resectiemarge (MRF+)
2 T4 rectumcarcinoom
3 Positieve lymfklieren (cN+)

33
Q

Welke methoden kun je gebruiken om heterogeniteit in een meta-analyse te verklaren?

A

-Subgroepanalyses
-Meta-regressie

34
Q

Wat is het primaire stroomgebied van de afvoerende lymfedrainage van de blaas?

A

Langs de iliacaal vaten

35
Q

Bevolkingsonderzoek HPV

A

Het bevolkingsonderzoek gebeurt bij vrouwen van 30-60 jaar en uitstrijkje bij klachten kan op elke leeftijd

36
Q

In welk(e) orga(a)n(en) wordt of worden oude neutrofiele granulocyten uit de circulatie verwijderd?

A

Milt en beenmerg

37
Q

Wat betekenen R1 en R2?

A

R1 microscopisch irrradicaal
R2 macroscopisch irrradicaa

38
Q

Wat is het therapeutisch window?

A

Het verschil tussen werkzame dosis en de dosis waarbij ongeoorloofde bijwerkingen optreden

39
Q

Kenmerken PCC

A

1.tumor/nodus/nodulus
2. keratose
3. actinische keratose/zonbeschadigde omliggende huid/omliggende wisselende pigmentatie
4. zonbeschenen huid

40
Q

Welke eiwitten maakt HPV?

A

1 HPV maakt het virale eiwit E7 waardoor celcyclus regulerende genen tot
expressie komen.
2 HPV maakt het E6 eiwit waardoor p53 wordt afgebroken en apoptose wordt
onderdruk

41
Q
A