Week 7 Flashcards

1
Q

theorie van beredeneerd gedrag?

A

: dat mensen op basis van informatie over de gevolgen van hun gedrag hun opvattingen kunnen veranderen, dat zij op basis van die opvattingen een intentie ontwikkelen om hun gedrag te veranderen, maar dat die intenties niet voldoende in praktijk worden gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bricoleren?

A

mensen krijgen tegenwoordig minder een identiteit aangereikt, maar zetten eerder een identiteit in elkaar op basis van wat aangereikt wordt door de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 3 typen gedrag zijn er?

A
  • Weloverwogen gedrag  bewust en rationeel gedrag
  • Heuristisch gedrag  gedrag met behulp van heuristieken (vuistregels), dat vaak gestuurd wordt door onbewuste en automatische processen
  • Automatisch gedrag  onbewust reflexmatig of geconditioneerd gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 2 manieren van denken zijn er?

A
  • Het snelle, automatische, intuïtieve en grotendeels onbewuste systeem  Men gaat analytisch en betrokken te werk en maakt gebruik van algoritmen
  • Het langzame, bewuste systeem  weloverwogen denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 2 factoren belemmeren de activiteit van communicatie?

A
  1. Op basis van selectiviteit van de ontvanger

Selectief contact: mensen stellen zich selectief bloot aan communicatieboodschappen, en daardoor bereik je lang niet iedereen in je doelgroep

Selectieve perceptie: als je mensen wel bereikt, is het de vraag of zij de boodschappen opvatten zoals de afzender deze heeft bedoeld  misschien begrijpen ze de boodschap niet of misschien zijn zij het helemaal niet eens met de boodschap

Selectief onthouden: dat wat mensen minder belangrijk vinden en minder goed verwerken, onthouden zij minder goed of helemaal niet

Cognitieve-dissonantietheorie: volgens deze theorie roept informatie die tegengesteld is aan bestaande opvattingen van mensen spanning op, die zij willen reduceren

  1. De invloed van de groep waarin men verkeert

Primaire groepen: waarin leden persoonlijke een duurzame relaties met elkaar onderhouden  gezin, familie of vriendengroep

Secundaire groepen: waarin de contacten meer formeel en minder duurzaam zijn  vereniging, bedrijf of vakbond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

5 psychologische barrières voor klimaatacties?

A
  1. Afstand  voor de meeste mensen zijn de problemen als gevolg van de opwarming van de aarde op dit moment ver weg o Betreft afstand in tijd, in ruimte en psychologische afstand
  2. Doemscenario  het thema wordt vaak zo onheilspellend beschreven dat mensen het trachten te vermijden  ze denken niet graag in termen van verlies, en zo wordt het klimaatprobleem vaak voorgesteld
  3. Dissonantie  de informatie over het gewenste gedrag is zeer tegenstrijdig aan ons daadwerkelijke gedrag
  4. Ontkenning  we kunnen ons beter voelen door het probleem eenvoudigweg te ontkennen  tijdelijk verlost van schuldgevoel of angst
  5. Identiteit  informatie die niet met onze identiteit overeenkomt, wordt weg gefilterd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

weloverwogen gedrag, attitude, waargenomen norm en de ervaren gedrag controle?

A
  • Weloverwogen gedrag: te beïnvloeden met informatie over de gevolgen van het gedrag, over normen en over de mogelijkheden om het gedrag te veranderen
    o Beredeneerd gedrag kan naast weloverwogen ook automatisch en intuïtief plaatsvinden
    o Gedragsintentie wordt bepaald door drie determinanten:
     Attitude: gebaseerd op opvattingen over de gevolgen van het betreffende gedrag
     Waargenomen norm: de perceptie van de sociale norm
     De ervaren gedragscontrole: de mate waarin mensen denken in staat te zijn een bepaald gedrag te vertonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het Elaboration Like hood Model (ELM)?

A
  • Het meest invloedrijke model van persuasieve communicatie  communicatie gericht op het beïnvloeden van attitudes en gedrag
  • Twee manieren van informatieverwerking:
    o Perifere of heuristische verwerking
    o Centrale of systematische verwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Attitudeverandering via de centrale route: Attitudeverandering langs de perifere route:
A

-duurzaam, resistent en voorspelt het gedrag -
-oppervlakkig, niet resistent en een slechte voorspeller van gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de vier kernmotieven van strategieën om samenwerking te bevorderen?

A

o Begrip  men heeft te weinig inzicht in het probleem
 Informatiestrategie is dan aangewezen
o Erbij horen  identiteitsstrategie die ertoe leidt dat mensen een sterkere band krijgen met de gemeenschap of de organisatie waar zij werken
o Vertrouwen  institutionele oplossingen, omdat men er vaak onvoldoende op vertrouwt dat anderen zich coöperatief opstellen
o Zelfverbetering  incentive strategieën die aan het eigenbelang appelleren, in de vorm van financiële beloningen voor coöperatie en boetes voor effectieve keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

participatiesamenleving?

A

een samenleving waarin meer nadruk ligt op de eigen verantwoordelijkheid van burgers als het gaat om gezondheid, ziekte en welzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het doel van lectoraat verpleegkundige diagnostiek?

A
  • De taak van de vpk om op een accurate manier gezondheidsproblemen van mensen, die het gevolg zijn van een ziekte of aandoening, in kaart te brengen en om daar op een efficiënte manier meetbare en effectieve verpleegkundige interventies op te kunnen toepassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

family nursing?

A

een wetenschappelijke discipline die zich richt op ontwikkelen van kennis van de structuur, de functie en de processen die plaatsvinden binnen families in het kader van ziekte en gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de 4 principes van een familiegesprek?

A
  1. Het faciliteren van open communicatie tussen familieleden
  2. Het uitspreken van ieders wensen en verwachtingen
  3. Het leren onderhandelen met elkaar
  4. Het maken van afspraken over de organisatie van de zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is innovatie werkplaats?

A

een netwerk van bedrijven, zorg- en welzijnsinstellingen en onderwijsen kennisinstellingen, gericht op innovatie
- Doel van deze IWP is het ontwikkelen, testen en implementeren van ‘het familiegesprek’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

micro en meso niveau van een sociaal netwerk?

A
  • Microniveau = de individuele cliënt
  • Mesoniveau = heet gezin of de groep waarvan de cliënt deel uitmaakt
17
Q

systeemtheorie?

A

: gaat er van uit dat systemen altijd complexe verzamelingen subsystemen zijn die nauw met elkaar samenwerken en waar het geheel meer is dan de som van de afzonderlijke delen

18
Q

ecologie en ecologisch hulpverlenen?

A

Ecologie = de wetenschap van de relaties tussen organismen en de hen omringende buitenwereld

Ecologisch hulpverlenen = zorg voor de cliënt in relatie tot de hem/haar omringende sociale buitenwereld

19
Q

genogram en ecogram?

A

Genogram: de basis is de gewone stamboom om gezins- en familierelaties inzichtelijk te maken -

Ecogram: bredere sociale weefsel kan in beeld gebracht worden  cliëntsysteem

20
Q

uit welke letters bestaat het ecogram?

A
  • P = praktische steun
  • G = gezelschap
  • A = advies en informatie
  • E = emotionele steun
21
Q

uit welke 3 zones bestaat het sociale netwerk van een client?

A
  • Persoonlijk sociaal netwerk  personen waar de cliënt directe contacten mee heeft die bovendien duurzaam zijn (al enige tijd bestaan) en betekenisvol zijn
    o Verwanten, vriendschappelijke betrekkingen en maatschappelijke diensten
  • Nominaal netwerk  alle personen waar de cliënt onrechtstreeks, via de tussenstap van zijn directe contacten, toegang toe heeft
  • Extensief netwerk  alle personen waar de client ooit toevallig en kort contact mee heeft gehad
22
Q

hoe kan je een sociaal netwerk gezonder en vitaal maken?

A

Vijf begrippen  RADIO
- Reanimeren: een vervaagd contact een nieuw leven in te blazen
- Activeren: gebruik maken van de kwaliteit van een persoon uit het sociaal netwerk en de betrokkenheid op de cliënt vergroten
- Deblokkeren: relaties die verstoord zijn opzoeken, de oorzaak van de verstoring benoemen en waar mogelijk verhelpen
- Intensiveren: het verdiepen van wat zwakkere relaties en het bewaken van een gezond evenwicht tussen relaties met en zonder diepgang
- Onderhouden: sociaal netwerk onderhouden

23
Q

4 fases om een voorziening voor zorgkracht toe te passen?

A
  1. Het stadium van de sociale diagnostiek
  2. Het stadium van de opzet van een trajectplan
    o Samen met de cliënt en belangrijke netwerkleden wordt een plan opgemaakt rondom hulpvragen en hulpdoelen
  3. Het stadium van de uitvoering van voorgenomen interventies
    o Het ondersteunen van het beschikbare netwerk, indien nodig het aanspreken van het nominale netwerk (indirecte contacten) en het tijdelijk inzetten van beroepskrachten
  4. Het stadium van evaluatie en consolidatie van de bereikte resultaten
24
Q
A