week 7 Flashcards
autobiografisch geheugen
Geheugen voor specifieke gebeurtenissen in ons leven, dat zowel episodische als semantische componenten bevat
reminicentiebult
Mensen boven de 40 hebben een verbeterd geheugen voor gebeurtenissen uit hun pubertijd en jonge volwassenheid.
zelfbeeldhypothese
Hypothese om reminicentiebult mee te verklaren. Het geheugen wordt versterkt voor gebeurtenissen die zich voordoen wanneer het zelfbeeld of de identiteit van een persoon wordt gevormd.
cognitieve hypothese
Hypothese om reminicentiebult mee te verklaren. Periodes van snelle veranderingen die gevolgd worden door stabiliteit, veroorzaken een sterke coderingen van het geheugen.
hypothese van het culturele levensscript
Gebeurtenissen worden gemakkelijker onthouden wanneer ze passen bij het culturele levensscript (verwachte culturele gebeurtenissen op een bepaald moment in het leven).
flashbulb memories
Gedetailleerde herinneringen die worden gecodeerd als er iets schokkends om zeer emotioneels gebeurt. Stresshormonen die vrijkomen na een emotionele ervaring verhogen de consolidatie van die ervaring. Vaak onnauwkeurig en missen details.
wapen-focus effect
Alle aandacht kan worden gericht op één prikkel, waardoor de andere belangrijke prikkels worden vergeten. Hierdoor kunnen emoties het geheugen voor flashbulb memories aantasten.
bron monitoring
Het idee dat de herinneringen bestaan uit details van verschillende bronnen, zoals kennis en overtuigingen.
schema vs. script
Een schema is iemands kennis over de dingen in de omgeving. Een script is de opvatting over de opeenvolging van handelingen doe gewoonlijk tijdens een gebeurtenis plaatsvinden.
retroactieve interferentie
Recente aangeleerde informatie (misleidende informatie na een gebeurtenis) interfereert met de herinnering van wat er in het verleden is gebeurd (echte gebeurtenis).
prototype benadering van categorisering
Lidmaatschap van een categorie wordt bepaalt door de gelijkenis met het prototype dat de categorie vertegenwoordigd. Een prototype is een representatief lid van een categorie; gemiddelde van alle eerdere ervaringen met objecten uit die categorie. Nadeel: vereist aparte opslag voor unieke items (je eigen hond). Voordeel: erg efficiënt; er hoeft maar een item worden opgeslagen.
voorbeeld benadering van categorisering
Object wordt gekoppeld aan verschillende exemplaren van een categorie. Exemplaren zijn alle werkelijke leden van een categorie. Nadeel: veel capaciteit vereist voor opslag. Voordeel: unieke exemplaren worden opgeslagen als elk ander exemplaar; geen categorisatieprobleem.
semantische netwerken (hiërarchische organisatie)
Indeling van grotere, meer algemene categorieën in kleine, meer specifieke categorieën. Bestaat uit nodes (concepten), links (eigenschappen of voorbeelden), activatie (energie is verspreid via links). Probleem: kan niet dealen met typocality effecten.
- kwetsbaar; als een node beschadigd raakt gaat de informatie verloren (specificity coding)
- geen duidelijke ideeën over leren
–> outdated
cognitieve economie
Elke eigenschap is gerepresenteerd in een plaats in de hiërarchische boom.
parallel verdeelde verwerkingsmodellen
Netwerken die bestaan uit input units, hidden units en output units. Wanneer twee neuronen tegelijkertijd actief zijn, versterkt de connectie. Geen lokale representatie, maar verspreidde concepten over de nodes. Vooral berust op het patroon van activiteit. Error back propagation: aanpassing van verbidingsgewicht.